Verder oostelijk was intussen een groot meer blijven bestaan, dat nog eens -zij het 3000 jaar later- zou uitgroeien tot de bekende Zuiderzee) Op de oeverwallen van de kreken vestigden zich mensen, die tegenwoordig -naar de vorm van hun potten- het standvoetbekervolk worden genoemd. Bij Aardswoud heeft een uitgebreid archeologisch onderzoek plaats gevonden, waarbij men niet alleen paalafdrukken van de hutten, en de vuurplaatsen terugvond, maar tevens overblijf selen van de middelen van bestaan. Opvallend waren de grote hoeveelheden mosselschelpen. De kreek was kennelijk zeer belangrijk voor de voedselvoorziening. Inmiddels is er ook in de Groetpolder een verblijfplaats aangetoond, waarbij onze voorzitter A.Wit zijn sporen ver diendeZie zijn artikel in ons info.blad nr. 7 dec. '86) Een derde plek vinden we oostelijk van Kolhorn. Op fig. 1 zijn deze plaatsen met een kruisje aangegeven. We kunnen deze mensen moeilijk als onze voorouders zien, omdat er tussen zo'n 4000 jaar geleden en 1000 jaar geleden in onze directe omgeving bitter weinig bewijzen zijn achtergebleven van eventuele menselijke activiteiten. Kennelijk was dit gebied buitengewoon onaantrekkelijk, waarschijnlijk een onafzienbaar moeras waar men zich liever niet in waagde. Dat moeras moet al aanwezig zijn geweest toen de grote kreek steeds verder dichtslibde, want het afzettingsmateriaal vulde de oude getijdegeulen op tot het min of meer gel ijk kwam te liggen met het oppervlak van de omliggende venen. Mogelijk in de 9e en 10e eeuw begonnen mensen zich in de veen gebieden van Holland te vestigen. Wellicht genoodzaakt door over bevolking gebrek aan voedsel, op de hogere delen langs de duinen, begon de ontginning van het veen in oostelijke richting. Van bestaande kreekruggen kon geen gebruik worden gemaakt, eenvou dig omdat ze onvindbaar'warenAlles lag onder een dreigende laag zompig materiaal. Men denkt, dat deze laag in ons gebied een afwisselende hoogte had met een gemiddelde van zo'n anderhalve meter. Juist op de oude kreekruggen zou het minste hebben gelegen, en op de oorspron kelijk zeer lage plaatsen het meest. Veenmos groeit vooral uitbundig op voortdurend natte plaatsen. Verder heeft deze plant de eigenaardigheid om zijn ideale leef milieu in stand te houden: als een spons wordt het water vast gehouden in het onderliggende dode plantenmateriaal Zo krijgen we het merkwaardige beeld van moerassige heuvels waar kleine beekjes vanaf lopen op feitelijk de meest diep liggende echte' grondenDeze z.g. veenkussens waren natuurlijk niet bij uitstek geschikt om in ontwikkeling te brengen. Hoe zou men zich de ontginningspogingen kunnen voorstellen? Een moerasrivier bood een mogelijkheid om het veen binnen te trek ken. Vanaf een min of meer stevige oeverwal begon ieder voor zich met een z.g. blokvormige exploitatie (A) en men zag wel waar men uitkwam Meer typerend voor een veenontginning was het graven van sloten in de richting van het hoger liggende veen haaks op het uitgangs punt B

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1988 | | pagina 23