br'
- 21 -
Over Nieuwe Niedorp van 1893 tot 1953 (vervolg)
Door de oorlog van '14-'18 was een en ander wel schaars, maar het was ge
lukt voor alles te zorgen. Allerlei vermakelijkheden waren aanwezig. Een
glijbaan, een worsteltent, een rondrit met paard en arreslee langs de bui
tenkant van de Rijd met koetsier en conducteur in uniform, een tent van
sequai, een dito met levend en sprekend mensenhoofd op een tafel, waar
zegsters, Jaap met z'n koek, bij opbod of bij afslag, zo hij verkoos.Een
clown met een verschrikkelijke grote hand stond voor de tent de mensen te
animeren binnen te treden. Het was de schoenmaker C.Dekker, die hier zijn
humoristische gaven toonde. Op de avond van de eerste dag vroeg iemand hem
hoe ze dat klaarspeelden met dat hoofd op de tafel. Toen vroeg Kees:"Kun
je zwijgen?". "Waarachtig wel" antwoordde de vrager. Nou zei Kees: Ik ook"
Dan was er een grote bruine beer, die op het ijs danste en soms een jonge
dame omhelsde. Hij scheen de mooiste het liefst aan z'n berenhart te drukken.
Liedjeszangers zongen zoals je het nooit gehoord had, kortom het was een
heidens spektakel en een vrolijke boel. "IJs en Volksvermaak" had 1000 ge
bakjes laten aanrukkenj maar na 1^ uur was er niet één meer te koop.De eet
lust van het publiek was enorm, want ook van de andere eetwaren bleef niets
over. Vrijdag 2 februari 1917 herhaalde zich dit nog eens. Toen was het
zelfs nog mooier weer. De zon scheen en het leek wel een zomerse dag. De
derde dag van de kermis was niet zo goed. Dat was Zondag 4 februari en
tevens de laatste dag. Het was toen koud en guur, zodat de rechte kermis-
stemming niet wilde komen. Toch heeft de kermis van februari 1917 de mensen
nog lang voor de geest gestaan en in de strenge winter van 1928-1929 is het
er weer toe gekomen. Maar door de felle loude met veel wind was het niet dat,
wat het in 1917 was geweest. Beide strenge winters hielden lang aan en te
gen April ruimde het ijs pas voorgoed op. In 1929 werden hier temperaturen
gemeten van 18 a 20 graden vorst (schaal Celsius).
Het grasgewas vroor dood (weinig sneeuw) en voor de veeboeren waren het
slechte voorjaren. De schapen kregen tegen Mei nog hooi en de koeien geraak
ten pas half mei in het land.
Nu ik bezig ben te schrijven over strenge winters, wil ik ook nog iets melden
over de winter 1902-1903, omdat die zo ontzettend vroeg begon.
't Was zondag 16 november 1902 dat de wind naar het oosten liep en het be
gon te vriezen. Voor het zondagavond was, vroor het al hard en maandag was
alles wat nog op het land stond bedorven. Wel hebben de landbouwers maan
dags nog geprobeerd om wat kool en voerbieten thuis te halen, maar later
bleek dat alles tot bederf overging. Woensdagmorgen 19 november reed ik
reeds op de Rijd en donderdag reden er al heel veel.
Vrijdagmiddag was het volop ijspret, maar de wind
liep naar het Zuid-Westen en de dooi viel in, net
zo hard als het eerst vroor. Drie dagen later was
het water al weer ijsvrij. Maar tegen St.Nicolaas
begon het weer en hevig.Deze vorst duurde iets
langer, maar vóór Kerstmis was het ijs er voor de
tweede keer i_n en er weer uitOok na de eerste
J kermis van 1892-1893 was het voor de grasboeren
heelslecht. Het bleef toen ook nog de gehele zo-
mer droog, zodat er haast geen gras groeide. Het
was het eerste jaar, dat mijn vader hier boerde
en het was zo slecht, dat het onze familie aan
de rand van de financiële ondergang bracht.
Mijn vader teelde op z'n 14 ha land 8 wagens hooi en hij molk slechts 9
koeien. Als een bijzonderheid vermeld ik hier nog bij, dat de hooi-oogst
van dezelfde plaats in 1898 67 wagens bedroeg.
(Slot volgt).