5
DE TOEPASSING VAN HALVE MOLENROEDEN BIJ DE MOLENS IN DE NIEDORPER KOGGE.
Verschillende molens in de Niedorper-Kogge hebben in het verleden met zogenaamde
"halve roeden" gemalen.
Voor de houten molenroeden waren lange sterke boomstammen nodig, die kostbaar
en steeds moeilijker verkrijgbaar waren. Dit heeft er toe bijgedragen dat men
halve roeden, ook wel "haspelkruis" genoemd, ging toepassen.
Hendrik Spille vond in 1799 het Haspelkruis uit en liet er een beschrijving van
drukken
Het Haspelwiekenkruis bestond uit 4 halve roeden die om de houten bovenas waren
aangebracht en niet zoals gebruikelijk door de bovenas gestoken.
Dit gebeurde dus in de periode dat er nog uitsluitend met houten bovenassen
werd gemalen. Later in de tweede helft van de 19e eeuw kwamen de gietijzeren
bovenassen op de markt. Het halve roeden systeem vond ook bij de gietijzeren assen
toepassing. De houten halve roeden werden hierbij niet meer zoals bij de houten
bovenassen om de bovenas aangebracht, maar in twee verbrede asgaten gestoken;
deze asgaten waren door een tussenschot in tweeën gedeeld.
Volgens molenkenner Keunen werd het systeem van halve roeden hoofdzakelijk in
Noord-Holland toegepast en dan met name in het gebied van de Schager en Niedorper
Kogge
De constructie van halve roeden had wel degelijk zijn voordelen: in de bovenas
waren geen roegaten nodig en deze as kon dus van een lichtere stam gemaakt worden.
Bij de roeden kon men veel kortere stammen - minder kostbare - gebruiken en het
ondereinde van de stam met het beste hout, kwam nu bij de as waar de meeste
kracht op hout hout werd uitgeoefend. Het haspelkruis had dus voordelen en
in de omgeving van Winkel is het veel
vuldig toegepast.
De Oosterpolder, behorend tot de voor
malige Niedorper Kogge maalde het
polderwater in 1850 nog met drie
molens uit: twee stonden ten noord
oosten van Lutjewinkel in dé nabijheid
van de Niedorperkogge Strijkmolens,
en de nu nog bestaande derde molen staat
aan de Oosterweg te Nieuwe Niedorp.
Deze achtkantige binnenkruier werd in
1828 voorzien van een geheel nieuwe
houten haspelkruis met vier halve roeden.
In het Noordhollands molenboek staat
dan ook terecht vermeld dat deze in
1854 na brand herbouwde molen tot 1875
met een geheel houten haspelkruis heeft
gemalen. Verder maalde er een polder
molen te Oude Niedorp in 1857 al 40 jaar
met een haspelkruis. De ervaringen waren
hier zo gunstig, dat de Strijkmolens van
de Niedorper Kogge ook zo'n systeem
kregen
In navolging van de Strijkmolens werden omstreeks 1844 de twee nieuwe molens van
de polder Waard en Groet direct van een haspelkruis met een vlucht van 27 meter
voorzien. Halverwege de vorige eeuw, met de komst van de gietijzeren bovenas,
veranderde het haspelkruis. De halve roeden werden nu niet meer om de as aange
bracht, maar door twee verbrede asgaten gestoken, die door een tussenschot in twee
delen waren verdeeld. In de as kwamen de halve roeden nu bij elkaar en werden met
ijzeren banden aaneen gekoppeld. Een haspelkruis met ijzeren as was bijvoorbeeld
aanwezig in de molen van de Braakpolder en ook in de Schrinkkaagmolen bij
Kolhorn
De rekeningenboeken van de Oosterpolder vermelden vanaf 1828 voor het eerst iets
concreets over het gebruik van halve roeden.
Hierbij volgt het in 1823 opgestelde verbaal van het verhandelde in de molen van
de Oosterpolder aan de Oosterweg te Nieuwe Niedorp. Molenmeesters en ingelanden
zijn op 25 november 1828 opgeroepen om ter vergadering in de molen te verschijnen.