Dijkgraaf van de Hondsbossche
aantal bestuurlijke functies. Onder meer als raadslid in de
gemeenteraad van Alkmaar, als advocaat en vervangend
rechter, als dijkgraaf, als schoolopziener, als bestuurslid
van de Maatschappij van Landbouw, als bestuurslid van de
Maatschappij van Nut voor het Algemeen en, tussen 1856
en 1875, Tweede Kamerlid als afgevaardigde van het district
Alkmaar. Johanna was meest thuis, Cornelis voortdurend op
weg en had een eigen onderkomen in Den Haag.
Dochter Cornelia Mathilde spreekt in Najaarsbladen van
een niet gelukkig verstandshuwelijk met weinig wederzijdse
affectie van twee mensen met geheel verschillende
karakters. Johanna stelde zich tevreden met leeswerk en
het bestieren van het huishouden. "Zij lijkt zoveel ouder
dan hij, en al zooveel levenswijsheid te bezitten; 't is soms,
of zij hem te laf, te kinderachtig - nog zoo jongensachtig
vindtJohanna voelde zich zeker wel thuis op Nijenburg.
Het 'dichterlijke'
klimaat aldaar paste
beter bij haar dan de
zakelijke, prozaïsche
sfeer in het ouderlijk
huis in Schiedam.
Schrijfster Cornelia
typeerde haar moeder
Johanna als zeer
bekoorlijk, maar
"weinig leven - weinig
temperament". "Moet
dat nu de vrouw van
dien vrolijken jongen
worden?", vroegen de
vrienden van Cornelis
in Leiden zich af.
Volgens (schoon)
vader Loopuyt zou de
passie wel tot bloei komen in het huwelijk.
Johanna Loopuyt.
Een typerend tafereeltje in Najaarsbladen is de beschrijving
van ijspret op de vijver van Nijenburg. Te midden van de
schaatsende dorpsjeugd vermaken Cornelis en Grietje
zich bijzonder met schoonrijden vanaf de vijver tot op de
Die. Als Cornelis later Johanna wenkt om zich bij hen te
voegen schudt zij, zittend voor een raam het hoofd; zij houdt
niet van schaatsen, van "die nare, koude liefhebberij", zij
leest liever binnen verder in het laatste boek van Dickens.
Cornelis' moeder is niet gelukkig met de - nogal zakelijke -
afspraak die het echtpaar was overeengekomen: "Wij zullen
elkaar volmaakt vrijlaten". Dat gold vooral voor Johanna,
maar zeker ook voor Cornelis. Hij was zeer actief, vooral
buitenshuis. Samengevat: het huwelijk was materieel een
succes, maar emotioneel niet. Het loflied dat Nicolaas Beets
ooit op het huwelijk dichtte die schone bloem verrukt,
De 'bekoorlijke' Johanna.
Door 's jonkers hand geplukt kon daar ook weinig aan
veranderen.4
In 1851 verliet Cornelis de gemeenteraad in Alkmaar; hij was
een fervent tegenstander van de - eerste - verkiezing van
gemeenteraadsleden. Enige jaren later als Tweede Kamerlid
bleef hij zijn -conservatieve - standpunt uitdragen dat
aristocratische families de (nobele) taak hadden om het land
te besturen. Dat hij een kundig bestuurder was en daarnaast
een beminnelijke persoonlijkheid kon hem echter niet
ontzegd worden. Dit kwam zeker van pas toen hij aantrad
als dijkgraaf.
In de laatste jaren van zijn leven heeft Cornelis van Foreest
een niet te onderschatten rol gepeeld in de verdediging van
onze kust tegen de zee, als dijkgraaf van de Hondbossche
Zeewering.5
In november 1421, door de St. Elisabethsvloed, was
een groot gat geslagen in de duinen tussen Petten en
Callantsoog. Sindsdien probeerde men met dijkbouw de zee
te keren.6
Meermalen stond de aangelegde zeewering op het punt van
32