Titel:tweelingstuk van £9, -
Johanna Elisabeth Loopuyt
Naar een verbintenis van Cornells en Johanna
Kunstenaar: J«H. NeUITian {S
Bruikleen van:. Van Foreest
Notities op de achterzijde van de kopieën.
De ouders van Cornelis, vader Dirk van Foreest (1792
- 1833) en moeder Jacoba Elisabeth van der Palm (1791 -
1859), bestierden een gezin met acht kinderen (een kind was
op zeer jonge leeftijd gestorven, het negende kind werd later
geboren). Komend uit Alkmaar vestigde het gezin zich in
1830 op Nijenburg. Om het grote gezin te kunnen huisvesten
werd in 1831 een uitgebreide verbouwing van het huis
Hoogleraar J.H. van der Palm.
uitgevoerd en werd het huis verfraaid met een balkon en een
witte bepleistering van de voorgevel. Vader Dirk vervulde,
geheel volgens de familietraditie, na zijn rechtenstudie
in Leiden belangrijke bestuurlijke en maatschappelijke
functies. Naast zijn functie als advocaat in Alkmaar was
hij onder meer heer van Schoorl en Groet, bestuurslid in
polderbesturen en had hij zitting in de Tweede Kamer.
Tijdens zijn rechtenstudie in Leiden was de beroemde
hoogleraar Van der Palm een van zijn leermeesters. Ten
huize van Van der Palm leerde Dirk diens dochter Jacoba
Elisabeth kennen met wie hij in 1816 trouwde. Tegelijkertijd
maakte Dirk ook kennis met en raakte hij bevriend met een
medestudent, Pieter Loopuyt. Pieter had ook een oogje op
Jacoba; zij koos echter voor Dirk. Later verkoos Pieter een
andere dochter van de hoogleraar, Cornelia Mathilde van
der Palm, tot zijn bruid.
Dirk van Foreest en Jacoba Elisabeth leidden een
harmonisch gezinsleven op Nijenburg. De jonge Cornelis,
'Kees', het oudste kind moet in die jaren een plezierige
en onbezorgde jeugd hebben gehad. Het was een
ondernemende jongen met een grote wens: een opleiding
bij de marine.
Maar het leven van Kees en met hem van het gehele gezin
veranderde nogal plotseling. Op veertigjarige leeftijd stierf
vader Dirk van Foreest onverwacht. De toen zestienjarige
Kees, de oudste zoon, kon uiteraard onmogelijk de rol
van zijn vader overnemen. Een bijkomend probleem was
dat de financiële positie van de familie erg onzeker en
zorgelijk bleek te zijn. De familietraditie schreef voor dat de
oudste zoon het (onverdeelde) familiebezit erfde. Maar dit
werd bemoeilijkt door een in het gewest Holland geldende
bepaling dat de erfenis gelijkelijk verdeeld diende te worden
over alle kinderen; er waren destijds acht en later negen
erfgenamen van Dirk en Jacoba. Dirk liet onroerend goed na
met een waarde van 205.000 gulden. Een verdeling over alle
erfgenamen zou op termijn het gevolg hebben dat Nijenburg
verkocht moest worden. Goede raad was duur. Oom Pieter
Loopuyt, gehuwd met de zuster van de weduwe, schoot
Pieter Loopuyt, vader van Johanna.
30