Inmiddels was het gebouw zelf al voor de sloop verkocht.
Het werd zorgvuldig gesloopt: het houtwerk werd in het
openbaar in kavels verkocht en de stenen, 20.000 in getal,
werden netjes afgebikt en daarna ook verkocht.
Lang traject naar een nieuw raadhuis
De grond wordt aangekocht, met de bedoeling om op het
voorste gedeelte het nieuwe raadhuis te bouwen, en om het
overige als bouwterrein te verkopen. De burgemeester wil
graag spoedig een nieuw raadhuis bouwen, de wethouders
zijn niet tegen maar willen wachten op gunstiger tijden: de
materialen en lonen zijn schrikbarend hoog en daarom nog
maar even afwachten; 1917 is financieel al een moeilijk
jaar, en bovendien staat de gemeente voor andere hoge
kosten: de kosten van een R.K. school, en hoeveel kost de
distributie nog?
Wel wordt al bezien, wat een nieuw raadhuis moet
bevatten: een hal met kamertje voor de conciërge, raadzaal,
secretarie, burgemeesterskamer in verbinding met de
secretarie. archiefkamer, vergaderzaal (voor andere dan
raadsvergadering), wc met toilet, in de secretarie een
brandvrije kluis. Afzonderlijk ware te bouwen een woning
voor de conciërge, een eenvoudige woning is daarvoor
voldoende. Dan komt, wederom in een geheime vergadering
van de gemeenteraad, wethouder Maas Geesteranus met
een plan. Hij wil het bestande raadhuis en de woning van
de hoofdonderwijzer verkopen en met het geld hiervan op
het Promenadeterrein een raadhuis en (kleinere) woning
voor de hoofdonderwijzer bouwen. Wordt het raadhuis later
te klein, dan kan deze woning erbij getrokken worden en te
zijner tijd een andere woning voor de bovenmeester worden
gebouwd. Hierover wordt geen besluit genomen.
Daarom wil de gemeente ook nog geen bindende opdracht
geven voor het maken van een ontwerp; wel komt de
burgemeester met architect H. Verschoor te 's-Gravenhage
overeen, dat deze vrijblijvend een plan zal maken voor
75,=; mocht het plan tot uitvoering komen, dan zal
de gemeente er haar best voor doen, om hem met de
uitvoering te belasten. De architect maakt een plan en komt
dit nader toelichten. Hij krijgt het verzoek om een gewijzigd
ontwerp te maken. Ook dit gewijzigde ontwerp kan de
goedkeuring van B&W niet verkrijgen, met name de uiterlijke
vorm bevalt niet en ook het derde ontwerp kan geen
genade vinden. Het volgend jaar wordt aan de architect
medegedeeld, dat de bouw van een nieuw raadhuis
voorlopig is uitgesteld met het oog op de hoge kosten en
het vooruitzicht op een daling van de materiaalprijzen. Maar
de gemeente laat zich ook elders informeren: zij vraagt de
tekeningen en nadere informatie van de raadhuizen van de
gemeenten Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Wouw en
Noordwijkerhout. Omgekeerd, wanneer het nieuwe raadhuis
wordt gebouwd, vragen de gemeenten Wouw, Lienden en
Noordwijkerhout de tekeningen en ramingen hiervan op. Het
volgend jaar dient zich een nieuwe architect aan, A.A. Kok
uit Amsterdam. Ook hij mag vrijblijvend een ontwerp maken.
Inmiddels ligt het aangekochte terrein er braak bij. In 1918
maakt de Vereeniging Land- en Tuinbouwtentoonstellingen
er gebruik van voor een tentoonstelling, en wordt het voor
een groot gedeelte gebruikt voor de teelt van bruine bonen,
in verband met de voedselschaarste aan het einde van de
oorlog; het volgend jaar wordt er nog een paardenmarkt
gehouden. Op 22 Juli 1920 wordt de waterleiding officieel
geopend. Ter gelegenheid hiervan is op het terrein een
kunstmatige vijver met een fontein gemaakt en daaromheen
in een kring bloemstellingen en vlaggestokken. Daarna blijft
het braak en verwildert het; inwoners laten er hun geiten
op grazen. De Vereniging "Heiloo Vooruit" verzoekt om het
terrein een ooglijk aanzien te geven. Het antwoord: de zaak
heeft de volle aandacht en er gebeurt niets. Maar enkele
maanden later wordt toch besloten 400,= te besteden
voor beplanting om het terrein een net aanzien te geven.
Vijf tuinierbedrijven in Heiloo worden uitgenodigd om een
beplantingsplan in te dienen; J. van Gemeren krijgt de
opdracht de begroeiing aan te leggen en te onderhouden;
hij laat er ook vee grazen hetgeen hem niet meer wordt
toegestaan bij verlenging van het onderhoudscontract. De
burgemeester vindt het niet verantwoord om de kermis op
het terrein te houden, het drukke verkeer en de stoomtram
leveren gevaar op.
In 1922 vindt er een inbraak in het raadhuis plaats en
de brandkast, aangekocht in 1905, is beschadigd.
Burgemeester en wethouders willen een andere, grotere
brandkast aanschaffen - de oude was toch al te klein. In
de raad gaat de discussie: moet er op een nieuw raadhuis
worden gewacht, daarin moet toch een nieuwe brandkast
worden ingebouwd, of niet? Na uitgebreide discussie
besloten de oude te repareren.
Omdat het terrein te groot is voor alleen een raadhuis
zet de gemeente een bord met "Te Koop" neer. Dat geeft
aanleiding tot vragen van raadsleden in de vergadering
van Januari 1924; het bord wordt weggehaald, want de
mogelijkheid moet blijven bestaan het raadhuis groter te
bouwen; maar nog steeds laten de financiën de bouw niet
toe, alhoewel het raadhuis is totaal onvoldoende omdat er
geen geschikt lokaal is voor enige conferentie, de raadzaal
eertijds echt landelijk door het klimop dat door de muur
groeide, is primitief en de huisvesting van de secretarie is
dito.
Bij de behandeling van de begroting voor 1925 in Januari
van dat jaar wordt weer uitvoerig bij de bouw van het
nieuwe raadhuis stil gestaan. Uiteindelijk ligt er het voorstel
om 1,= als memoriepost vast te leggen en burgemeester
19