Wellicht nog ouder?
Mythe en Volksgeloof
gebeurd, toen het huidige bos werd aangeplant. De oudste
beuken langs de zichtlaan zijn nu ongeveer 150-jaar oud en
kunnen dus vermoedelijk tot de oorspronkelijke aanplant
behoren die dan omstreeks 1870 heeft plaatsgevonden.
Het is nu duidelijk zichtbaar dat er later veel jonge beuken
zijn aangeplant die dode of gekapte exemplaren moesten
vervangen. De laatste aanplant stamt uit de jaren 1980 en
er is toen alleen rekening gehouden met de al bestaande
kompasrichting en onderlinge afstand van de bomen. De
eerdergenoemde onzekerheden komen voort uit het feit
dat de Westerlaan niet terug te vinden is op oude kaarten
waarop de Kerkelaan, de Westerweg en de Kuillaan wel
voorkomen. Tevens is dat een aanwijzing dat de Westerlaan
pas later met bomen is omzoomd. Een zichtlijn wordt niet
als zodanig door cartografen geïdentificeerd en wordt pas
ingetekend als er duidelijke markeringen in het landschap
aangebracht zijn. Het ontbreken daarvan werd enkele
jaren geleden pijnlijk duidelijk toen de spoorwegbeheerder
'ProRail' besloot om langs de spoorlijn precies op de
zichtlijn een spoorsein aan te brengen. Nadat het karakter
van de Westerlaan aan hen duidelijk was gemaakt is het sein
gelukkig snel verplaatst. Mede daardoor kunnen we nog
steeds tijdens de zomerzonnewende van een onbelemmerd
uitzicht genieten.
Op de overzichtskaart van Uitwaterende Sluizen van
landmeter Jan Jansz Dou uit 1680 is te zien dat vóór de
bouw van het landhuis de tuinen van Nijenburg al aangelegd
waren of al zover waren ontwikkeld dat ze al op de kaart
waren ingetekend. De tuinen liggen dan al in dezelfde
richting als het latere landhuis. Dat is af te leiden uit de
er naastgelegen Kuillaan die op die kaart nog Cuyllaan
heette. Het is opmerkelijk dat de kaartenmaker de ligging
van de tuinen van Nijenburg al had aangegeven op een
kaart die hoofdzakelijk bedoeld was voor representatieve
doeleinden van het hoogheemraadschap. Gebruikskaarten
werden nauwkeuriger ingetekend maar daarvan hebben
we er geen van deze omgeving uit die tijd beschikbaar. Wel
kunnen we achterhalen dat de huidige Kuillaan ook nog
in diezelfde richting is aangelegd en het is de enige weg
in het Heilooërbos die parallel loopt aan de Westerlaan.
Bekend is dat er op de plaats van het huidige Nijenburg
vanaf omstreeks 1600 al een Groote Woninge ofwel het
jachthuis van de familie Van Egmond van de Nijenburg
heeft gestaan. De tuinen daarvan waren ommuurd met
dezelfde noorder- en zuidermuur als van het latere landhuis.
De richting van het complex werd dus al eerder bepaald
en is in dit geval waarschijnlijk door landmeters gedaan,
gezien de eisen aan de ligging van het buiten. De zichtlijn
op de toren van de Waag is hier ook een aanwijzing voor
omdat landmeters gebruik maakten van hoge vaste punten
in de wijde omgeving zoals kerktorens en andere hoge
gebouwen. Bij gewone huizen in steden of dorpen werd
de bouwplaats uitgemeten door de bouwmeester. Kundige
landmeters waren ruim omhanden in onze omgeving want
we praten over de tijd van de grote inpolderingen zoals de
vlak bijgelegen Schermer. Landmeters gebruikten daarvoor
in die tijd voornamelijk astronomische instrumenten
zoals het astrolabium met azimutverdeling, maar ook de
fameuze Hollandse Cirkel die door Jan Pietersz Dou, de
vader van Jan Jansz, ontwikkeld was. Daarmee moesten
ze nauwkeurig kilometerslange rechte sloten uitzetten en
gebruikten die samen met richtkijkers, dat waren verrekijkers
uitgevoerd met kruisdraden. Aardig is het te weten dat
de Alkmaarder Adriaen Metius mede uitvinder was van
die verrekijker. Adriaen heeft gewerkt bij de beroemde
Deense sterrenkundige Tycho Brahe die later samen
met Johannes Kepler de banen van de planeten heeft
berekend. Adriaen maakte in Denemarken de instrumenten
waarmee Brahe zijn wetenschappelijk onderbouwde
ontdekkingen heeft gedaan die de eerdere observaties
van Copernicus en Galileo bewezen. Uit deze feiten zou
je kunnen opmaken dat de zichtlijn die later Westerlaan
werd genoemd uit astronomische interesse is bepaald.
Blijft staan dat voor deze wetenschappelijke kennis er ook
een mythische oorsprong is van de belangstelling voor de
zomerzonnewende.
Zoals eerder vermeld is ook de Kuillaan in de richting
aangelegd van de zonsondergang op 21 juni. Saillant is
dat langs de Kuillaan in noordwestelijke richting ook wel
'de preekstoel' wordt gesitueerd. In de Heylooer Cronyck
van juni/juli 2014 geven Wim Buwalda en Vok Bakker
enige achtergronden bij het verhaal rond die 'preekstoel'
en in haar artikel over het Heilooërbos uit de winter 2020
editie van de Cronyck schrijft Ina Blekemolen: "Het verhaal
gaat dat deze plek (preekstoel) voor onze Germaanse
voorouders belangrijk is geweest. In de voorchristelijke
tijd zou in Heiloo op deze plaats een zonnecultus hebben
bestaan." Verder redenerend zou het dus voorstelbaar
zijn dat in de periode van voor de kerstening in onze
omgeving een Germaanse voorloper is geweest van de
zomerzonnewendeviering. Dat is op zich niet ondenkbaar
want midzomervieringen hebben een Germaanse oorsprong
waarbij de aanbidding van zonnegod Balder centraal stond
en het is een bekend feit dat vroege christenen de plekken
en symbolen van 'heidenen' gebruikten om hun religieuze
overtuiging aan de man te brengen. Sinds mensenheugenis
is de zomerzonnewende dus een magisch moment. In de
prehistorie leefden mensen dicht bij de natuur en werden
natuurlijke fenomenen die wij nu met onze kennis goed
kunnen verklaren al gauw als magisch ervaren. Vanuit die
5