Bronnen:
Net als in 1743 wordt ook nu de wijzerplaat eraf genomen om te worden
gerestaureerd.
Sonnemans, die vanaf 1714 tot 1720 het jaarlijks onderhoud
van het uurwerk verzorgde. Daarna was dit het werk van
Cornelis Dirkz Stierip. Vanaf 1764 was Pieter Wijdenes hiermee
belast, na zijn overlijden zijn weduwe, van 1776 tot 1787 voor
3,= per jaar daarna zijn zoon Reijer Wijdenes. Omstreeks 1800
was het uurwerk zodanig versleten, dat een grootscheepse
renovatie nodig was. In December 1801 hebben Jan Dekker
en Cornelis Donker het gehele uurwerk het uit de toren gehaald
en op een kar naar Alkmaar gebracht. De daar gevestigde J.J.
Asmus, horlogiemaker, heeft voor 209,70 het gehele uurwerk
gereviseerd, waarna het weer in de toren is geplaatst. Vanaf
1793 had hij al een jaarcontract voor het jaarlijks onderhoud
voor 3,= per jaar; soms wordt 50 cent extra in rekening
gebracht voor de olie.
Al in de 17e eeuw was de toren voorzien van een luidklok.
De klok zelf vergt uiteraard weinig onderhoud, in 1713 is een
nieuwe gesp en riem voor de klepel nodig, en 20 jaar later
nogmaals, maar het dorp zorgde wel regelmatig voor een
nieuw luidtouw, in 1755 een nieuw touw voor 30 cent. In 1688
is de klokkenist Jan Damnisz die een jaarsalaris ontvangt van
12,= van de Gereformeerde Gemeente. Het betreft het luiden
op Zondag voor de kerkdienst, zodat het logisch is dat deze
ook het salaris betaalt. Vreemd is dan ook dat later, in ieder
geval vanaf 1729, klokkenist Dirk Kramer, en met ingang van
1733 klokkenist Hilbrant Frederics, worden betaald door het
dorp. Laatstgenoemde vervult die functie tot 1761, steeds
voor 12,= per jaar; hij werd per kwartaal betaald. Vanaf 1763
is Megiel Harks gemeentelijk klokkenist, aanvankelijk voor
13,= per jaar. Dit wordt enkele jaren later verhoogd tot 14,=
's jaars, maar daarvoor moet hij ook het pad om het kerkhof
schoonhouden.
Wanneer er voor speciale gelegenheden moet worden geluid,
krijgt de klokkenist hiervoor extra betaald. Aangetekend is, dat
in Februari en Maart 1759 driemaal (waarschijnlijk langdurig,
want per keer werd 4,20 betaald) wordt geluid over Mevrouw
de Princesse, (Anna van Hannover, weduwe van Stadhouder
Willem IV, die op 23 Januari d.a.v. is overleden.). Op 26 Juli
1798 is er een vredefeest, waarvoor Jan Schut de klok luidt
voor 1,50. Op 25 Augustus 1806 wordt er geluid op de
naamdag des Konings (koning Lodewijk Napoleon).
Het luiden bij een begrafenis was de taak van de
schoolmeester, die hiervoor even zijn school moest verlaten.
Hij kreeg daarvoor niet extra betaald. Ter vergelijking van
de geldswaarde en arbeidsloon: gedurende de gehele 18e
eeuw had het dorp Heiloo het onderhoud van (slechts) twee
wegen, de Breeweg (nu de Kennemerstraatweg) en de
Vennewatersweg. Bijna jaarlijks werd enkele dagen aan deze
wegen gewerkt voor een dagloon van tussen 60 en 80 cent.
Niet alleen de toren was een voorwerp van zorg voor het
dorpsbestuur. Ook aan het onderhoud van de kerk zelf werd
tot tweemaal toe geld besteed. In 1740 werden grootscheepse
renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan de kerkmuur: voor
128,53 worden kalk en stenen aangekocht, en voor 121,15
wordt aan arbeidsloon verwerkt. Ook zorgt het dorp dan
voor jenever en bier voor de metselaars. 19 Jaar later wordt
nog een kleine reparatie aan de kerkmuur verricht. Hoewel
in de aantekeningen uitdrukkelijk wordt gesproken over de
"kerkmuur", bestaat ook de mogelijkheid, dat het de muur om
het kerkhof betreft. In het midden van de 18e eeuw was het
kerkhof namelijk omgeven door een laag muurwerk zo tonen
verschillende afbeeldingen uit die tijd
Het kerkhof rond de kerk is een apart verhaal. De revenuen
van het kerkhof, met name de opbrengst van de bomen op en
rond het kerkhof, incasseren kerkvoogden ten behoeve van
de kerk; kosten worden door het dorp betaald: af en toe wordt
het gemaaid en in 1801 wordt het geheel opgeknapt. Dat het
dorp de kosten van het kerkhof betaalt, is niet zo vreemd:
het is immers het enige kerkhof en alle inwoners worden er
ook begraven; dat de revenuen voor de kerk zijn is dan wel
merkwaardig. In de 19e eeuw zal dat dan ook tot een conflict
tussen kerkbestuur en gemeente leiden.
Alhoewel archiefstukken, voor zoveel thans bekend, ontbreken,
is het niet onlogisch te veronderstellen, dat de toren vanaf
het herstel, omstreeks 1630, steeds is onderhouden door
het dorp. De Gereformeerde Gemeente was klein, en had
ook al de zorg voor het onderhoud en de inrichting van het
kerkgebouw. Daarbij komt dat het dorpsbestuur en de Heer
van Heiloo gereformeerd waren, wat een en ander nog meer
verklaarbaar maakt. Bovendien was de dorpstoren, met het
uurwerk, voor alle inwoners van belang: allen, gereformeerden
en katholieken, werden op het kerkhof begraven en voor allen
werd ook bij een begrafenis de klok geluid.
Archief Gemeente Heiloo
J. de Graaf, Meer dan 1000 jaar Witte Kerk in Heiloo, Heiloo 2017
26