16
De Vier Staten in Alkmaar, 1923. Rechts staat op zijn eindpunt de stadstram, van Alkmaar, een tractortram. Deze ging vanaf het station via de Bergerbrug, Grote Kerk,
Ritsevoort en Kennemerstraatweg naar de Vier Staten, Links de rails van de stoomtram Haarlem-Alkmaar. Vanaf de Heilooërbrug tot de Vier Staten lagen dus aan beide
zijden van de weg, de "Heilooër Straatwegtramrails, aan de westkant die van de stadstram, aan de oostzijde die van de stoomtram Haarlem-Alkmaar.
om geld pakte negatief uit. Hij voorzag nu op andere wijze
in zijn onderhoud. Door op kermissen, markten en dergelijke
het medelijden van de mensen op te wekken voorzag hij ten
dele in zijn onderhoud. Waren er geen kermissen of markten
in de omtrek dan ging hij naar Amsterdam en wist daar nog
heel wat op te halen: er deden in Heiloo verhalen de ronde
dat hij wel in enkele dagen met 60,= is thuisgekomen.
Ook een tweede verzoek om geld wordt afgewezen: Het
gezin verkeert in behoeftige omstandigheden maar wordt op
voldoende wijze door het Armbestuur gesteund. De kinderen
worden groter en kunnen wat gaan verdienen, twee zijn er
getrouwd.
Inmiddels had hij zijn "werkzaamheden" verder
uitgebreid, en wel tot in Groningen hetgeen daar niet
werd gewaardeerd. In 1925 is er de voorjaarskermis in die
stad. Op verzoek van de Hoofdcommissaris van Politie
aldaar deelt de Burgemeester aan Ploeger mee, dat dit
jaar op de voorjaarskermis te Groningen alle personen die
plegen te bedelen door hun verminking aan het publiek ten
toon te stellen van het kermisterrein en uit de gemeente
geweerd zullen worden. De Hoofdcommissaris voornoemd
waarschuwt U daarom de reis naar Groningen niet te maken
omdat het gevolg daarvan slechts schadelijk voor U kan zijn.
Korte tijd later dreef hij "een eigenaardige kleinhandel" (dit
wordt niet nader omschreven, maar moet als niet gunstig
worden opgevat) in Amsterdam. Hij is daar niet de enige en
in 1929 weert de Amsterdamse politie dit soort handelaren.
Nu vraagt hij het Armbestuur 500,= om een eigen bedrijf
te beginnen dat dit weigert. Vervolgens vraagt hij dit bedrag
aan het gemeentebestuur, dat eveneens weigert, en de zaak
terugverwijst naar het Armbestuur. Typerend voor die tijd is
de bemerking van een raadslid: Als het geld versterkt was
zou de man onder controle hebben kunnen blijven staan van
het Burgerlijk Armbestuur.
De financiële afwikkeling van het ongeluk gaf ook nog
discussie tussen de gemeenten Alkmaar en Heiloo. De
rekening van het ziekenhuis kon natuurlijk niet door
Ploeger zelf worden betaald. De gemeente Alkmaar, die het
ziekenhuis had betaald, stuurde deze rekening door naar
Heiloo met verzoek tot betaling, omdat het hier een Heilooër
betrof. Heiloo zond de rekening retour met de mededeling,
dat het ongeluk in Alkmaar had plaats gevonden, en dat
dus Alkmaar moest betalen. Beide gemeenten gaven
niet toe, zodat uiteindelijk de Provincie uitspraak moest
doen: Alkmaar moest op grond van de geldende wettelijke
regelingen de ziekenhuisrekening betalen.
Kattenkwaad is van alle tijden, maar vreemd genoeg