Een ongeluk met gevolgen.
is dat de heer Smit die aan de ene hand het logeetje aan
de andere een zijner dochtertjes had kwam te vallen.
Vermoedelijk is het logeetje het eerst gestruikeld en daarna
de heer Smit met het andere meisje. Door zijn val geraakte
de heer Smit onder de tram. Hij werd opgenomen en door
enige militairen naar de woning van dr. Hoekstra gebracht
die de eerste geneeskundige hulp verleende, waarna
de patiënt per auto naar het St. Elisabethgesticht werd
vervoerd. Wij vernamen dat het ene been en de andere voet
hoogst ernstig gekwetst waren en dat bovendien enige
ribben waren gebroken. Zijn ernstige omstandigheden
in aanmerking genomen was de toestand van de heer
Smit heden niet ongunstig. Maar helaas was dit ongeluk
het ernstigste nog niet. Op de plaats waar het ongeval
geschiedde was het zeer druk en donker. Men heeft aan
de mogelijkheid van een ander slachtoffer niet gedacht
totdat even later een griezelige vondst werd gedaan: een
meisjeshoofd. En verder zoekend vond men toen ook het
gruwelijk verminkte lijk van het logeetje, de 16-jarige Helena
de Groot uit Hoorn. Men kan zich de ontzetting van de
toeschouwers voorstellen, toen bleek hoe droevig en hoe
wreed hier een jong bloeiend meisjesleven was vernietigd.
Het feestgedruis verstomde voor een wijle - de schaduw
des doods was over de kermisvreugde gegleden; Ook de
heer Smit is later aan zijn verwondingen overleden.
Op 5 Juni 1900 des avonds omstreeks 8 uur was de
12-jarige P.N.B. te Alkmaar op de Heilooërstraatweg op
de in beweging zijnde stoomtram rijdende naar Heiloo
gesprongen. Nadat hij alleen op het balkon staande een
eindweegs was meegereden kreeg hij de dienstdoende
conducteur, S.J.A. Reckers, in het oog en niettegenstaande
deze hem vanuit een der voorste rijtuigen toeriep op het
balkon te blijven staan sprong hij nabij de Kattenberg van de
in volle vaart zijnde tram met het noodlottige gevolg dat hij
kwam te vallen en door het achterste rijtuig werd overreden.
Hevig bloedend werd hij met gebroken arm en voet en diepe
wonden aan dij en hoofd door de 14-jarige slagersknecht
P. Peetoom en de landbouwer J. Schut per rijtuig van
laatstgenoemde naar het tolhuis overgebracht. De nabij het
tolhuis wonende sergeant der Cadettenschool Ph. Gerels
had gelukkig enige verbandmiddelen in huis en begon de
ongelukkige direct zo goed mogelijk te verbinden en droeg
zorg dat onmiddellijk een geneesheer werd ontboden. Nadat
de heer Dr. W.C.C. ten Veldhuijs alhier geassisteerd door
genoemde sergeant de patiënt voldoende had verbonden
is hij per inmiddels uit de Cadettenschool aangebrachte
brancard ter verpleging naar het St. Elisabethgasthuis alhier
overgebracht.
Bij een ongeluk was er geen sprake van vervangend vervoer.
Eens ontspoorde bij het voormalige tolhek tussen Alkmaar
en Heiloo de locomotief en een wagon van de tram die
om 21.40 uit Alkmaar was vertrokken. De laatste tram
van Haarlem naar Alkmaar kon dus niet verder dan bij dit
ongeluk. De conducteur van de ontspoorde tram wandelde
terug naar Alkmaar, en nodigde de passagiers voor de
laatste tram uit, om met hem mee naar de bij het ongeluk
staande tram te lopen en daar in te stappen. Het duurde
de gehele nacht om de zware locomotief weer in de rails te
krijgen, de volgende morgen was de dienst weer geregeld.
Ook kwam het voor, als de tram niet op tijd kwam opdagen,
dat Heilooërs, vanaf de halte bij de Kerkelaan, te voet naar
Alkmaar gingen, en soms nog eerder daar aankwamen dan
de verlate tram.
De Heilooër A. Ploeger stond er algemeen om bekend
dat hij - netjes gezegd - regelmatig misbruik maakte van
sterke drank. Eens, danig beschonken wegens bezoek
aan de kermis en kroegen te Alkmaar wilde hij met de tram
terugkeren naar Heiloo. Hij keek daarbij niet uit en werd
door de stoomtram overreden, waarbij zijn beide benen
werden verbrijzeld. Dokter Van Dam verleend eerste hulp
en hij werd overgebracht naar het Elisabeth Gesticht,
waar hem beide benen moesten worden geamputeerd.
Navrant detail: ook zijn vrouw miste vanwege een ziekte
beide benen. Het gezin werd nu ondersteund door het
Algemeen Armbestuur met een toelage en een vrije woning.
Dit bestuur bood hem ook - aan en heeft er zelfs sterk bij
hem op aangedrongen - dat hij een handwerk zou leren,
waardoor hij thuisblijvend in zijn onderhoud zou kunnen
voorzien, bijvoorbeeld mandenmaker of schoenmaker, maar
dat wilde hij niet, hij wilde weer venten. Daarvoor wilde hij
kunstbenen. Maar het Armbestuur vreesde dat hij in zijn
vroegere kwaal zou vervallen, zodra hij die kunstbenen
had, en wilde hem daarom niet behulpzaam te zijn bij het
verkrijgen van kunstbenen. Een verzoek aan de Koningin
De tram op zijn eigen baan naast de "Rijksstraatweg" in 1902
15