De tram en het Noordzeekanaal
De halte
Personen- en goederenwagons.
zonder schade onderdoor kunnen gaan. Uiteindelijk kwam
uit Brussel het bericht, dat het wissel met zijspoor mocht
worden aangelegd, en na nog geharrewar over de vereiste
toestemmingen van provincie en gemeente was het wissel
op 28 Januari 1899 gereed en mocht het in gebruik worden
genomen. Vanaf die tijd werden tuinbouwproducten van de
Heilooër tuinbouwers via de tram vervoerd. De Tuinbouw
Vereeniging "De Vooruitgang" had een contract met de tram
waardoor voor een vaste prijs een bepaald aantal wagons
met tuinbouwproducten per seizoen zou worden vervoerd,
meestal naar de veiling in Beverwijk. Tot verdriet van de
Vereeniging eindigde dit vervoer bij de opheffing van de tram,
want het vervoer per auto beviel niet.
Aanvankelijk stak de tram het Noordzeekanaal over, zoals
ook het andere verkeer, door middel van een draaibrug. Het
scheepvaartverkeer had echter steeds voorrang, als er een
schip aankwam, werd de brug onmiddellijk opengedraaid.
Daardoor ontstonden er vaak grote vertragingen voor de
tram, die niet konden worden ingelopen. Ook werd de brug
wel aangevaren, waardoor de tram pas na reparatie weer
kon passeren. De passagiers moesten dan te voet over de
brug naar de tram die aan de andere kant stond te wachten.
Vanwege de grotere schepen moest het kanaal worden
verbreed. Ook toen kreeg het scheepvaartverkeer voorrang
in die zin, dat besloten werd de brug te vervangen door een
pont. Daarop werden rails aangebracht, en aan de oevers
en de pont voorzieningen om de rails van de pont te laten
aansluiten op die van de oever. Dat levert veel problemen
op. Een tijdlang vaart de pont als proef, terwijl de brug nog
blijft en de tram nog regelmatig van de brug gebruik moet
maken. Probleem is ook nog, dat er slechts drie rijtuigen op
de pont passen; als de tram vier rijtuigen heeft, moet er een
achterblijven en later worden overgezet. Als dan ook nog
in April 1904 de brug wordt aangevaren en buiten gebruik
wordt gesteld (behalve voor voetgangers) is het tramverkeer
een hele tijd ontregeld. Na een jaar proefnemingen wordt
de pont definitief op 18 Januari 1906 in gebruik genomen;
de brug wordt afgebroken en nu heeft de tram dus geen
uitwijkmogelijkheid meer. Er wordt dan aan de zuidzijde
van het kanaal een houten remise gebouwd, waarin
een locomotief en een paar rijtuigen worden gestald. Bij
stremming van de pont of als het overzetten mislukt moet
dit de dienst Velsen-Haarlem overnemen, en de moeten de
passagiers met hun bagage dus te voet de pont over. Men
moest wel de tijd hebben! Uiteraard heeft dit een negatieve
invloed op de exploitatie: een rit van Alkmaar naar Haarlem
10
duurde normaliter ongeveer twee uur en 20 minuten, waarvan
twintig minuten voor het overzetten met de pont.
Ten noorden van de Kerkelaan was een wisselplaats, en dat
was ook de officiële halte van de tram voor Heiloo. Deze
wisselplaats lag tegenover het café De Nachtegaal. Dit
café diende dan ook als wachtkamer voor de reizigers. De
koffiehuishouder was tevens belast met het goederenvervoer.
Er was wel een probleem met de sluitingstijd die gemeentelijk
was vastgesteld op 22.00 uur. Dan moest het café worden
gesloten en ook de passagiers voor de (laatste) tram moesten
het etablissement verlaten. Dit was natuurlijk bij slecht weer
al vervelend voor iedereen, maar met name voor de dames
was het zeer ongewenst, dat zij buiten in het donker op de
tram moesten wachten. Daarom deed hij het verzoek om zijn
localiteit steeds tot middernacht open te mogen houden ten
dienste van de reizigers voor de stoomtram. Aangezien dit
oneerlijke concurrentie zou zijn jegens de andere drie cafés in
de onmiddellijke omgeving besluit de Gemeente, dat hij een
zijner lokalen mag aanwijzen als wachtruimte, maar hij mag
na 22.00 uur niet meer tappen. Aan de vaste halte werd niet
altijd de hand gehouden. Illustratief hiervoor is het volgende
ingezonden stuk. Voor het onderstaand verzoek ik beleefd
plaatsing. Donderdag namiddag 20 September omstreeks
kwartier voor vijven zag ik nabij de opgeheven tol onder
Limmen de tram van Castricum aanstomen. Op enige afstand
voor de tram stond op de weg een jonge arbeidersvrouw
aanhoudende met een witte doek te wuiven ten teken dat
zij verzocht om te stoppen. Tevergeefs. Hoe het mogelijk
was dat de machinist, die voorop stond uit te kijken dit sein
niet opmerkte is mij een raadsel, doch de tram snorde door
en een arme oude gebrekkige man zag ik vervolgens op
twee krukken in de richting van Alkmaar voortstrompelen.
De volgende morgen ruim 8 uur zag ik hoe een deftig heer
die bij het trampersoneel zeer gunstig staat aangeschreven,
met enige dames de tram van Alkmaar opwachtte. Och,
zij hoefden zelfs geen sein te geven, de tram verminderde
reeds zonder dit haar vaart en stopte precies voor de villa.
Onbekend met de instructies van het trampersoneel dat
blijkbaar zo verschillend handelt, durf ik niet beweren dat hij
die liet doorrijden zijn plicht deed, en dat de ander die liet
stoppen op allerlei punten van de weg grond kan hebben
gegeven tot de volksmening dat het personeel verplicht is
de trein op gegeven sein te doen stilhouden. Stopt de tram
het ene ogenblik wel, het ander niet, wel voor een heer van
wie men weet dat hij zich nooit onbetuigd laat, niet voor een
ongelukkige ziel die blij is zijn vracht te kunnen betalen, dan
bemerkt het publiek te laat dat het is overgeleverd aan een
willekeur die zijn belangen schaadt. Als openbaar middel van
vervoer heeft de tram mede de belangen van het algemeen te
behartigen en deze worden kwalijk gediend als haar personeel
met willekeur te werk gaat en daardoor de reizigers op een
dwaalspoor brengt. In het publiek belang zou het dunkt mij
wenselijk zijn dat de Directie der Tramlijn Haarlem-Alkmaar
öf hare conducteurs en machinisten last gaf om te stoppen
voor wie dit vraagt hetzij dan rijk of arm öf publiceerde dat
er ter bevordering van een geregelde dienst nergens anders
zal worden gestopt dan aan haar (op te noemen) stations
en halten. Dan weet het publiek waaraan het zich heeft te
houden en wordt dit ongeregeld middel van vervoer, waaraan
enig meerder toezicht door de Overheid niet ware verspild,
door willekeur van het personeel geen oorzaak van geregelde
teleurstelling voor het publiek. Met beleefde dank.
Op verzoek werd ook wel bij Nijenburg en Ter Coulster
gestopt; en in de beginjaren was het bekend, dat de tram
voor en extra fooi aan de conducteur ook wel buiten de
officiële halten stopte. Dit kwam een stipte dienstregeling
natuurlijk niet ten goede.
Hoezeer de onmiddellijke omgeving van de Witte Kerk in die
tijd als het dorp Heiloo werd beschouwd blijkt ook uit het feit,
dat deze halte de tariefgrens was; indien met verder wilde
en eventueel bij de Breedelaan, thans Stationsweg, wilde
uitstappen, moest men het tarief naar Limmen betalen.
De plaats van de halte was logisch in verband met
de wisselplaats, maar onlogisch ten opzichte van het
dorp; hij werd dan ook verplaatst naar De Rustende
Jager. De kastelein van Café De Nachtegaal behield het
goederenvervoer, wat exploitatie-technisch niet handig
was. In 1901 werd de halte dan ook weer teruggeplaatst
naar de wisselplaats bij café Zomerlust (kastelein Helder),
waar nog steeds het bestelkantoor van de maatschappij
was gevestigd. Uiteraard gaf dit aanleiding tot klachten. Het
Gemeentebestuur wendde zich dan ook tot de directie met
het verzoek om ook te stoppen bij De Rustende Jager, als
het middelpunt van de kom der gemeente en ook omdat
de halte bij Zomerlust van de weg gescheiden was door
een berm die vooral bij regen en sneeuw slecht begaanbaar
was. Maar het is niet de bedoeling dat dat voor de halte De
Rustende Jager het tarief naar Limmen in rekening wordt
gebracht. In Castricum en Beverwijk zijn ook verschillende
halten, die hetzelfde tarief hebben. De halte komt dan terug
en er komt ook een halte bij Ter Coulster, en daar komt dan
de tariefgrens te liggen.
In 1902 wordt aan de Gemeenteraad verzocht de concessie
over te doen aan de HIJSM, die de exploitatie overneemt. In
de vergadering wordt het verzoek van een aantal Heilooërs
behandeld, waarin zij vragen om de tariefgrens bij de
Stationsweg te leggen. Het verschil in afstand is zeer gering
doch het gerief zou er voor de reizigers die van de zijde van
het spoorwegstation komen zeer groot zijn, daar zij bij de
kruising van de Stationsweg en de Rijksweg gelegenheid
hebben om bij slecht weer te schuilen hetgeen zij bij Ter
Coulster missen. Indien zij thans wachten bij eerstgemelde
11