Een wissel ten behoeve van goederenvervoer.
laatste genoodzaakt zien proces-verbaal te doen opmaken in
zake deze overtreding. Tevens meen ik u te moeten wijzen op
den onaangenamen zwarten rook, vermoedelijk veroorzaakt
door de mindere kwaliteit van kolen, welke den laatsten tijd
door de machines wordt verstookt, welke rook zeer hinderlijk
is voor de huizen, langs welke de tram gaat.Tien jaar later
wordt nog steeds geklaagd door de longpatiënten van Huize
Overweg, lijders die gedeeltelijk buiten liggen en anderdeels
in hun kamer, wier ramen geopend zijn, over de rookval van
de passerende trams. Hoewel beloofd is, dat de rook op dit
traject zou worden ingehouden wordt hier steeds minder de
hand aan gehouden, dus nogmaals het verzoek dat voor het
passeren van Huize Overweg de rook wordt ingehouden.
Er waren ook andere onvoorziene gevolgen. Tijdens de
kermis placht kastelein Schermerhorn het ringrijden (het
huidige ringsteken) op de Straatweg te organiseren; Dat kon
dus nu niet meer, aldus de Burgemeester. Deze weg vindt hij
met het oog op de stoomtram geen geschikte gelegenheid
meer. Met veel volk kan er een ongeluk gebeuren. Om
dezelfde reden worden dit jaar langs die weg ook geen
kramen en dergelijke meer toegelaten. Hij bleek te voorzichtig,
het volgend jaar kwam de toestemming weer wel: Het vorig
jaar heb ik mij kunnen overtuigen dat de drukte niet zo groot
bij dat ringrijden was als ik mij had voorgesteld, en er aldus
geen gevaar met het oog op de stoomtram te duchten valt.
Omdat de exploitant een Belgische maatschappij was, was
ook het materiaal waarmee gereden werd van Belgische
makelij. De locomotieven waren van Haine, St. Pierre,
waarbij de machinist achterop of voorop zijn standplaats
had. Stond hij voorop, dan moest achterop een stoker
staan. De maatschappij had geen stokers, dus reden de
locomotieven altijd achteruit, zodat de machinist geen
hinder zou hebben van de rook; dit was voorschrift van de
gemeenten Velsen en Beverwijk. Lastig voor de exploitant
was, dat elke gemeente bij de concessieverlening eigen
nadere voorwaarden kon stellen. Want dit betekende wel,
dat de locomotief aan beide eindpunten gekeerd moest
worden. In Haarlem was een keerdriehoek, in Velsen en
Alkmaar een draaischijf. De locomotieven waren uitgerust
met buitenliggende cilinders, waardoor ze een onrustige
gang hadden wat ook hun snelheid beperkte. Ze werden
ook slecht onderhouden, waardoor ze vaak uitvielen; dit
betekende dat dan een gehele tramdienst niet reed.
De rijtuigen en wagens, alle betrekkelijk kleine tweeassige
wagens, waren gebouwd door de S.A. Ateliers Métallurgique
in Nijvel. Er werd begonnen met 16 rijtuigen en tien wagens,
het volgend jaar respectievelijk 24 en 13; er waren 16 rijtuigen
met open balkons, waarvan er 3 open rijtuigen; deze werden
in 1916 tot goederenwagens verbouwd. In de regel reden er
geen aparte goederentrams maar hadden de personentrams
een goederenwagon bij zich. De baan, smalspoor van 1000
Stoomtram van Belgische makelij. De locomotief telde twee bemanningsleden, een bestuurder en een stoker, en de schoorsteen zat aan de achterkant.
Ter beschikking gesteld door de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
8
mm, niet ongebruikelijk voor een eenvoudige tramweg, was
licht uitgevoerd en nogal slecht gelegd; de rails lagen op
stalen dwarsliggers.
Dit alles en het feit, dat de tram vaak moest wachten voor
de brug over het Noordzeekanaal, en later door de tijd die
nodig was om de tram op en af de pont te krijgen was de
gemiddelde snelheid laag en is de lijn nooit een succes
geweest. De eerste jaren, zonder concurrentie, was de
exploitatie nog wel lonend; na 1918 kwamen de (wilde)
autobusdiensten op, die elkaar en de tram beconcurreerden.
De ingenieur-directeur A. Dhooge pakte de zaken vanaf het
begin goed aan. In de Alkmaarsche Courant van 21 Februari
1897 verscheen een advertentie met betrekking tot het
goederenvervoer per tram, en bij speciale gelegenheden werd
een extra tram ingelegd. Bijvoorbeeld wegens de kermis in
Haarlem een extra tram om 22.30 uit Haarlem (aankomst
Heiloo 0.45 uur) om de kermisgangers van dienst te zijn,
en voor de grote Velser Koemarkt, een vroege tram naar
Velsen (vertrek uit Heiloo 5.35 uur, aankomst Velsen 6.42
uur) ten behoeve van de boeren. Ook bij gelegenheid van de
kroningsfeesten in Augustus 1898 reden er extra trams.
Regelmatig verschenen er ook advertenties in de couranten
zoals wanneer er grote drukte te verwachten was: Stoomtram
Haarlem-Alkmaar. Station Heiloo. Het publiek wordt beleefd
verzocht op ZON-, FEEST- en KERMISDAGEN zich van
plaatsbiljetten te voorzien aan het STATION van des morgens
12 tot den avond 10 uur, van HEILOO naar ALKMAAR en
des Zaterdags van 12 tot 1.uur aan het STATION Alkmaar.
Vanaf Alkmaar naar ieder station aan de lijn gelegen. Velsen
3 April 1900. DE DIRECTIE, en bij een verlaging van het
tarief: Met ingang van 1 April a.s. zal een aanmerkelijke
tariefsvermindering plaats hebben: wat betreft enkele
reisbiljetten op grote afstanden, evenals op de retourbiljetten
(2 dagen geldig). Gelijktijdig zal een nieuw sectietarief worden
ingevoerd, waarbij de prijzen enigszins worden verhoogd.
In ieder rijtuig is op duidelijke wijze een tarief staat zichtbaar.
Velsen, Maart 1900.
Met de maatschappij zelf ging het minder. Bij vonnis van
de Rechtbank Haarlem van 11 November 1898 werd de
maatschappij op verzoek van een der obligatiehouders
failliet verklaard, wat in hoger beroep werd bevestigd. In
de daarop volgende vergadering van crediteuren werd
een door de maatschappij aangeboden accoord met
overgrote meerderheid aangenomen, zodat het faillissement
van de baan was; in de tussentijd was de tram gelukkig
gewoon blijven rijden. De achtergrond hiervan was, dat
de heer Bonheur, de Belgische oprichter en directeur van
de maatschappij bij de oprichting ervan oplichting heeft
gepleegd bij het uitgeven van de obligaties ten laste van
de maatschappij, iets waaraan de genoemde heer Lubcké
medeplichtig was. Door de Belgische rechtbank werden zij
vrijgesproken; in hoger beroep werden zij echter door het Hof
van Appel te Brussel, na tien zittingen, wegens "zwendeling"
veroordeeld. Bonheur, die tijdens de zitting in hechtenis werd
genomen, tot twee jaar gevangenisstraf en Fr. 3.000 boete,
Lubcké tot drie maanden gevangenisstraf en Fr. 600 boete.
In 1902 wordt de maatschappij officieel geliquideerd. Vanaf
16 April 1901 had zij het beheer al in handen gegeven van
de Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen (MET) in
opdracht van de HIJSM (Hoilandsche IJzeren Spoorweg
maatschappij). Op verzoek van de iiquidateurs en de
HIJSM, die de tramlijn wil overnemen, wordt bij besluit
van de Gemeenteraad van 20 October 1902 de concessie
officieel overgedaan aan de HIJSM; deze had het beheer
en de exploitatie feitelijk al overgenomen met ingang van
15 Augustus. Nu werd de lijn geëxploiteerd onder de naam
"Stoomtram Haarlem-Alkmaar" tot 1 Januari 1909. Dan
neemt de NZHTM de exploitatie over, en op 1 October 1909
ook de eigendommen. Het officiële verzoek de dato 25
Mei 1909 voor deze overneming wordt uiteindelijk door de
gemeente ingewilligd.
Zodra de plannen bekend waren voor een eventuele
stoomtram naar Haarlem zag de agrarische sector kansen
voor het beter vervoer van zijn producten. Zowel de
Bloembollenkweekersvereeniging (president P. de Jager)
als de Tuinbouw Vereeniging "De Vooruitgang" (voorzitter
A. Klaasse) richtten een brief aan de gemeente met het
verzoek zich ervoor in te spannen, dat er een halte zou
komen voor de verlading van goederen bij de Breedelaan
(nu de Stationsweg). Hiervoor zou een zijspoor moeten
worden aangelegd, op particulier terrein. Ook de heer H.H.
Hinrichs doet een verzoek aan de Raad om een wissel op
de Paulusdijk (de huidige Kanaalweg) te mogen aanleggen,
maar dit verzoek wordt aangehouden voor nader onderzoek.
De gemeente zag het belang hiervan ook in en steunde de
verzoeken van de beide verenigingen.
De maatschappij was hiertoe wel genegen, maar wilde
een subsidie hiervoor van de gemeente. Die vond, dat
zij al genoeg gedaan had om de maatschappij ter wille
te zijn en wees dit verzoek af - dus gebeurde er niets.
Korte tijd later vond de maatschappij het voor een goede
communicatie nodig dat er een telegraafverbinding kwam
tussen Haarlem en Alkmaar ten dienste van de stoomtram.
Toen er vergunning werd gevraagd om ook in Heiloo de
benodigde palen te mogen plaatsen, gaf de gemeente wel
de gevaagde vergunning, maar onder de voorwaarde, dat ten
algemene nutte voor 15 Maart 1898 een wissel met zijspoor
voor het laden en lossen van goederen bij de Breedelaan
op het perceel van de heer Blom werd aangelegd, met
daarbij de bepaling, dat de telegraafdraad bij overwegen en
zijpaden zo hoog moet liggen, dat beladen hooiwagens er
9