Kennemerstraatweg met dubbelspoor bij Kerke laan.
ziet de redelijkheid hiervan in en gaat hiermee accoord. Met
inachtneming van deze wijzigingen besluit de Gemeenteraad
dan ook om de gevraagde concessie te verlenen.
Tussen Ter Coulster en het Groentje bij de Witte Kerk staat
aan de Oostzijde van de Straatweg een rij grote hoge
iepebomen. De tramplannen gaan uit van het kappen van de
bomen om de tram een ruime baan naast het overige verkeer
te geven.
M.i.v. 6 Mei 1896 liggen de bestekstekeningen op het
gemeentehuis ter inzage; gedurende 14 dagen kunnen
bezwaren worden ingebracht. H. Stooker, eigenaar van De
Rustende Jager en J. Ruiter, eigenaar van De Onderneming
te Heiloo maken officiële bezwaren. Zij hebben die bezwaren
niet nader toegelicht bij de hiervoor ingestelde commissie,
en later ingetrokken. De bevolking en het gemeentebestuur
zijn tegen het kappen van de iepebomen, en na een brief van
de Burgemeester aan de Provincie deelt de Commissaris
des Konings mede, dat de bomen zoveel mogelijk gespaard
zullen worden; in feit zijn zij bij de aanleg nagenoeg alle
behouden gebleven.
Onmiddellijk ten noorden van de Kerkelaan, waar er ruimte
voor is, wordt een wisselplaats met halte aangelegd, immers
de gehele lijn is enkelsporig, met meterspoor, met in elk dorp
een wisselplaats.
Ook Gedeputeerde Staten besluiten 1 Juli 1896, om de
gevraagde concessie te verlenen - omdat de weg een
rijksweg is, is voor deze aangelegenheid de Provincie
bevoegd. Nu gaat het snel: in September worden de bakens
voor de rails uitgezet en met de aanleg begonnen; na
gereedkomen van alle werken drie maanden later geven zij op
23 December 1896 toestemming om de trambaan in gebruik
te nemen. De bedoeling is om met ingang van 1 Januari 1897
met de dienst te beginnen; maar het is een strenge winter
met veel sneeuw, en de directie wil wachten tot beter weer.
Het zou geen goede indruk maken als al bij het begin van
de exploitatie de dienstregeling niet kon worden gevolgd
vanwege sneeuw of ijs. Op 15 Februari start de dienst.
Aan het einde van het Heilooërbos, bij de Langelaan, bereikte
de tram de gemeentegrens met Alkmaar; hij stak daar de
weg over, en ging aan de oostzijde van de Straatweg naar
het eindepunt op de Nieuwlandersingel bij de Heilooërbrug.
Dit was niet zo'n gelukkig eindpunt, want de passagiers die
verder wilden, moesten ofwel naar het station wandelen, als
zij met de trein verder wilden; degenen die met de boot hun
weg vervolgden, moesten naar de Accijnstoren lopen om
daar de Alkmaar Pakketboot te nemen. Een poging van de
maatschappij om het eindpunt door de stad te verleggen naar
6
de Achterweg via Kennemerpark, Zilverstraat, Ridderstraat,
Laat, Limmerhoek en Bierkade is niet doorgegaan; de
Gemeente zou eventueel nog wel vergunning willen verlenen
tot de Limmerhoek, maar de bewoners van de genoemde
straten waren fel tegen.
Zo'n nieuwerwets en gevaarlijk vervoermiddel als de tram
moest wel wennen; gemeenten waakten over de veiligheid.
Zo moest in Alkmaar de tram vanaf 10 m ten zuiden van
de Emmastraat tot aan het eindpunt voorafgegaan worden
door een man met versnelde pas, overdag met een rode
vlag en een luid klinkende bel, 's avonds met een helder
klinkende bel en een lantaarn; toen er opmerkingen kwamen
over het feit, dat de man, als hij zou struikelen door de tram
zou worden overreden, werd drie jaar later officieel in de
concessievoorwaarden bepaald, dat hij niet voor maar naast
de tram moest lopen.
In Heiloo was geen gemeentelijke regeling omtrent de
snelheid opgenomen. Wel was er Artikel 34 II van de
Provinciale Verordening op gebruik van Trambanen: langs
aaneengesloten bebouwing mag niet sneller dan 71/2
km/u worden gereden. Daar werd niet steeds de hand
aan gehouden. De snelheid leidde al spoedig tot klachten
van omwonenden. 25 man tekenden een petitie aan de
Gemeenteraad: de stoomtram rijdt gewoonlijk "meteene
snelheid, die van een spoortrein in matig vaart evenarende".
Vanaf Ter Coulster tot aan de kerk is dit gevaarlijk vanwege
de al vermelde grote iepebomen langs de weg, met name
ook voor kinderen; de tram moet rijden met een snelheid "die
van een voetganger meer nabij komt". Deze petitie wordt in
de vergadering van 8 Juli 1897 besproken. De Burgemeester
was de snelheid ook al opgevallen; hij deelt mede, dat door
hem reeds over die zaak met goed gevolg met de directie
was gecorrespondeerd: en in aanmerking genomen de grote
snelheid waarmee de machinisten van Uw maatschappij door
mijn gemeente rijden heb ik de eer U beleefdelijk te verzoeken
aan genoemde machinisten last te willen geven in de kom van
Heiloo, welke gerekend wordt vanaf Ter Coulster tot aan de
wissel, niet sneller te rijden dan 7V2 km per uur.
Een ander probleem was de rook die de locomotief
veroorzaakte. De maatschappij zou ter besparing van
kosten inferieure kolen stoken, met roetige rook tot gevolg.
Met name de verpleegden in de open lucht in de tuin van
Huize Overweg, een sanatorium, hadden hier last van.
En niet alleen de rook gaf overlast, ook gloeiende as en
sintels vielen vanuit de locomotieven, die geen gesloten
asbak hadden, op de weg. Veel hielpen de klachten niet.
In 1900 schrijft de Burgemeester aan de Directeur van de
maatschappij "Meermalen heb ik mij persoonlijk overtuigd
dat onder Heiloo tusschen "Ter Coulster" en de wissel van
de stoomtram dit alinea word overtreden, en zou ik mij ten
iMW
Kennemerstraatweg met zicht richting zuiden.
7