RAM DOOR HEILOO 1897-1923 (ZOMER 2020) Plannen die niet doorgingen Toen dit voorwoord geschreven werd, was het door de viruscrisis absoluut onzeker dat we in staat zouden zijn deze uitgave van de Heylooer Cronyck voor u te verzorgen. Dat u dit nu kunt lezen is het bewijs dat we daar ondanks de maatschappelijke en economische ontwrichting toch in geslaagd zijn. Wij hopen maar dat u ondanks de zorgelijke situatie in staat bent om de inhoud van ons blad tot u te nemen. Het aanbod aan artikelen ziet er in ieder geval weer prima uit. We beginnen met een beschouwing door dhr. W. Admiraal over de trambaan die ooit langs de Kennemerstraatweg lag en die Heiloo per stoomtram verbond met Alkmaar en Haarlem, We kennen dhr. Admiraal natuurlijk o. a. nog van zijn veelgeprezen serie over 150-jaar spoorwegen in Heiloo. Ook dit artikel zal met de gedegen aanpak en zorgvuldige onderbouwing velen aanspreken. Ook Wim Buwalda heeft weer een bijzonder onderwerp voor ons uitgediept. Wellicht kan u zijn artikelen nog herinneren met name dat over de restauratie van de historische muur van Nijenburg uit onze vorige uitgave. Ook ditmaal heeft Wim, nu in samenwerking met Bob van Rossum, zich met een onderwerp beziggehouden dat verband houdt met Nijenburg nl. de verdwenen beeldengroep uit de vijver voor het landhuis. Naast een boeiend verhaal over de samenstelling van de beelden ook een leerzame les Griekse en Romeinse mythologie. Ina Blekemolen schreef een hommage aan Abraham du Bois, verzetsstrijder die in Heiloo woonde. Hij pleegde in de Tweede Wereldoorlog vele riskante verzetsdaden. Echter na verraad werd Martien zoals zijn verzetsnaam luidde, door de Duitsers gevangengenomen en op 8 maart 1945 geëxecuteerd. Dat is nu iets meer dan 75-jaar geleden. Het leek de redactie zeer op zijn plaats om in deze uitgave een verhaal uit die donkere periode van de geschiedenis te plaatsen. In zijn verhaal over de familie Ivangh in Heiloo, dat we in de vorige uitgave publiceerden, vertelde Simon de Smeth dat na de dood van Jan Ivangh in 1911 zijn wagenmakerij in het openbaar verkocht werd. Hoe het die werkplaats verder verging vertelt Jan W. de Gruijter samen met Jan C. van der Giessen in een verhaal met de spannende titel Van wagenmakerij tot gevulde kies. Inmiddels is die vulling af en staat er een splinternieuw pand. Tenslotte een aflevering uit de serie "Zo was het", van Dick Slagter. Deze keer een wat minder bekende plek in Heiloo. We gaan daarvoor naar de Boog in de wijk Ypestein waar vroeger aan de landelijke zuidrand van Heiloo een stetlaantje liep. Dick sluit het verhaal af met de verzuchting dat Heiloo steeds verder uitbreidt en steeds minder pittoreske plekjes zal kennen. Hopelijk komt deze voorspelling niet uit en blijft het grootste deel van ons Heilooër cultureel erfgoed in stand. De redactie vertrouwt erop dat u weer veel leesplezier zult beleven aan deze uitgave van de Cronyck. Tevens wensen wij al onze lezers veel sterkte toe in deze enerverende tijd. Namens de redactie, Jan C. van der Giessen 2 Mr. W.A.M. Admiraal De aanleg van de spoorwegen in de tweede helft van de 19e eeuw was een dure aangelegenheid, en deze spoorlijnen verbonden dan ook de grote steden en eventueel tussengelegen dorpen. Er was behoefte om het platteland te ontsluiten met een eenvoudig soort spoorwegen, tramwegen, die goedkoper konden worden aangelegd en geëxploiteerd. De Locaalspoor- en Tramwegwet van 1878 maakte de aanleg van deze trambanen, ofwel op een eigen baan ofwel in de berm van de weg, mogelijk; er mocht echter geen vervoer met een grotere snelheid dan 15 km per uur plaatsvinden. Voor Heiloo zou een tramverbinding zeker van belang zijn. Immers, toen de spoorlijn Alkmaar-Haarlem (met verbinding naar Amsterdam) werd geopend, had Heiloo geen station, maar op de dag van de opening staakte de diligencedienst Alkmaar-Haarlem haar werkzaamheden, zodat Heiloo in het geheel geen openbaar vervoer meer had. En toen in 1880 eindelijk het station werd geopend, lag dit op een kilometer afstand van de toenmalige bebouwde kom, en was alleen ingericht voor reizigersvervoer en niet voor goederenvervoer. Met een tram zou ook goederenvervoer mogelijk zijn. Het gemeentebestuur stond dan ook niet negatief tegenover aanvragen voor een concessie voor een tramlijn door de gemeente. De aanleg van tramlijnen was in die tijd geen zaak van de overheid doch van het particulier initiatief. En er was veel initiatief. Velen meenden mogelijkheden te zien, maar wisten hun plannen niet te realiseren. Al in 1880 willen S.G. Oudschans-Deutz, heel- en verloskundige te Leeuwarden, en G.H. Brokmeijer, aannemer van publieke werken te Alkmaar een tramlijn, aanleggen, liefst met stoom, vanaf Amsterdam via llpendam, Purmerend, Spijkerboor, Graftdijk, Molenbuurt, Boekelermeer naar Alkmaar, en vragen hiervoor, voor zoveel het Heiloo betreft toestemming aan de gemeente. De Gemeenteraad besluit in zijn vergadering van 28 September 1880, dat hiertegen geen bezwaar bestaat, maar de weg langs de Boekelermeer is een rijksweg en daarover kan door de gemeente niet worden beschikt. Van het plan wordt niets meer vernomen. Een jaar later komt Cornelis de Groot te Egmond aan Zee met het plan voor een aantal paardetramlijnen, waaronder een van Alkmaar naar Heiloo, waarvoor hij wil oprichten de "Kennemerlander Tramwaij Compagnie". De oprichting vindt ook plaats. Inmiddels had Jan Holland uit Amsterdam een Paardetram met conducteur (hier in Alkmaar). vergunning voor een stoomtram van Limmen naar Heiloo aangevraagd, en een maand daarna een vergunning voor een electrische of paardetram in de Holleweg. Hij treedt nu toe tot de Compagnie, die dan de naam krijgt "Kennemerlandsche Tramway Maatschappij". De Gemeenteraad verleent bij besluit van 22 Augustus 1882 de concessie voor 30 jaar, ingaande de dag der ingebruikstelling van de paardetram, op onder meer de volgende voorwaarden: Vanaf de Kraaienlaan tot de Bullaan moet niet de oost- maar de westzijde van de Straatweg gehouden worden en door het gehele jaar minstens drie ritten per dag heen en weer. Burgemeester en Wethouders kunnen voorschriften geven met betrekking tot de veiligheid, en de exploitatie moet aanvangen binnen twee jaar. Maar tot de realisering komt het niet. Er is onenigheid tussen de heren De Groot en Holland; laatstgenoemde dient nu zelfstandig een verzoek om vergunning voor een stoomtram of electrische tram door de gemeente in, dat door de Gemeenteraad na discussie wordt afgewezen. Vijf jaar later vraagt hij wederom een vergunning voor een trambaan van Alkmaar naar Haarlem met het verzoek om een rentegarantie. Hij verschaft niet de nodige gegevens waaruit zou moeten blijken dat zijn plannen kans van slagen hebben, zodat de gemeente hierom, maar ook wegens ontoereikendheid van de gemeentekas geen vergunning en geen garantie geeft. Ook deze plannen gaan niet door. Naar aanleiding hiervan vestigt de Burgemeester de aandacht van de Raad op de grote wenselijkheid voor 3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2020 | | pagina 3