y 4* Moeras Beschermd door dijken De Die, een belangrijke vaarweg Zes vaarten Limmertocht uit de middeleeuwen en wellicht was het riviertje er al in de Romeinse tijd. Het lijkt zelfs niet ondenkbaar dat de stroom is ontstaan niet lang na de vorming van de strandwal van Limmen, Heiloo en Alkmaar vier- a vijfduizend jaar geleden, waardoor een laagvlakte ontstond tussen deze nieuwe strandwal en de oudere van Akersloot en Boekei. Voor de afvoer van het regenwater in het gebied zal zich een waterloop hebben ontwikkeld, wellicht is daaruit de stroom ontstaan, die we nu als de Die kennen. Rond het jaar 1000 komen oostelijk van Alkmaar drie wateren tezamen, het Zeglis, vanuit de Schermeer, de Die vanuit het Oer-IJ-gebied in het zuiden en de Rekere vanuit de Zijpe in het noorden.1 In welke mate het stroomgebied van de Die onderdeel is geweest van het Oer-IJ, daarover zijn de meningen niet eensluidend. Feit is dat in middeleeuwse documenten over V Kanaalweg A9 V ~V Moersloot X^Oe Die S Limmertocht -.v rrn j5wj r'7r> Kooibrug ÉL* t l aandervaart /Die Limmen J Dusseldorpervaart Slikker Die De Die aan de oostzijde van de A9. Ingetekend op een luchtopname van Google Maps het riviertje wordt gesproken als over de Ee of vaker nog, over de Ye. In de archieven van de abdij van Egmond uit de dertiende, veertiende en vijftiende eeuw zijn beschrijvingen te vinden van de verkoop van stukken grond of het in leen geven daarvan.2 In 1251 bijvoorbeeld, worden door Lubbertus, abt van Hecmunda, enige tienden in leen gegeven bij Heiligheloe aan de overzijde van de Ee. Dit in verband met uitgaven voor herstel van de dijken bij Harghen en Scagen. Er zijn meer voorbeelden van documenten waarin de veenstroom wordt genoemd. Dan wordt er meestal gesproken over de Ye, het Ye of ook wel d'Ye en ook bij transacties in Limmen en Alkmaar wordt het riviertje de Ee of de Ye genoemd. Het feit dat stroom in de documenten voortdurend de Ye wordt genoemd, pleit ervoor dat het in die tijd als een onderdeel van het Oer-IJ werd beschouwd. Een andere bron, de oorkonden van de graven van Holland, maakt melding van regels betreffende de visvangst. Er wordt dan gesproken over de vangst in Tye, Crummenye en Limmere of Limmere meer. In één van de documenten worden de vissers uit Kennemerland vrijgesteld van het afdragen van een kwart van de vangst aan de graaf van Holland. Een andere akte bepaalt dat wanneer er steur of zalm wordt gevangen, deze wel voor de graaf zijn. De oorkonden zijn ondertekend door graaf Floris V. Tussen de strandwal van Akersloot en Boekei en de strandwal waarop Limmen, Heiloo en Alkmaar zijn ontstaan, vormde zich in de ioop der tijd een dik pakket laagveen, een ontoegankelijk moeras, waarvan de Die de kern vormde. Via deze stroom werden het regenwater dat er viel en het water dat van de strandwallen de strandvlakte in stroomde, afgevoerd. Oorspronkelijk was er een verbinding met open water, zoals gezegd met het Oer-IJ in het zuiden en met de Zijpe in het noorden. De Die is niet een rivier zoals gebruikelijk, geen rivier die van hoger gelegen streken het water richting zee voert. Aanvankelijk, in de tijd dat de monding van het Oer-IJ nog open is, zal de stroom zuidwaarts zijn geweest. Later, wanneer de monding van het Oer-IJ is dichtgeslibd, zal het water in noordelijke richting via de Zijpe worden afgevoerd. Door ontginningsactiviteiten vanaf de strandwal en de aanleg van dammen en dijken krijgt men langzamerhand meer grip op het waterpeil en kan het gebied in cultuur worden gebracht, waarmee in de loop der tijd een veenweidegebied ontstaat. De boerderijen veilig voor het water aan de rand van de strandwal, onder andere langs de Oosterweg van Heiloo met wei- en hooilanden in de nog wel altijd waterrijke strandvlakte. Bij hoge waterstanden, bij stormvloeden gebeurde het nogal eens dat het water via de open zeeverbindingen diep het Die-gebied binnendrong en grote schade toebracht aan de met veel moeite in cultuur gebrachte agrarische gronden rond de Die. De abdij van Egmond had nogal wat grond in bezit in het stroomgebied van de Die en zij namen in de elfde eeuw maatregelen om hun landerijen tegen het vanuit het zuiden binnendringende zeewater te beschermen. Er werd een dijk, de Limmerdam, aangelegd tussen de strandwal van Heiloo en de strandwal, van Akersloot en Boekei. Op die manier werd voorkomen dat bij stormvloeden het Die-gebied aan de oostzijde van Heiloo werd overstroomd. In de periode die hierop volgde, bleek de wateroverlast steeds vaker vanuit het oosten, de Schermeer, en het noorden, de Zijpe, te komen. Om aan dit gevaar het hoofd te 4 bieden werden eind dertiende eeuw ook voor dit probleem dijken opgeworpen. De dijk langs de Schermeer wordt op oude kaarten wel de 'Hooge Dijc' genoemd en van het buurschap Boekei richting de Nieuwpoort bij Alkmaar legt men de Boeckelerdijc aan, die later meestal de Heilooërdijk wordt genoemd. Na de aanleg van deze dijken is het stroomgebied van de Heilooër Die min of meer veilig voor overstromingen. Hoewel, in 1644 gaat het nog een keer mis. Mogelijk door slecht onderhoud slaat dan het opkomende water een groot gat in de Limmerdam, waardoor het gebied van de Die onder water komt te staan. Pieter Plas, Landschap met vee, het sluisje in de Heilooërdijk, 1842. Collectie Stedelijk Museum Alkmaar Het vervoer in het waterrijke veenweidegebied gebeurde veelal per schuit. Het verweiden van vee van het ene perceel naar het andere geschiedde vaak per boot en ook het binnenhalen van de hooioogst, het vervoer van stalmest naar de landerijen en al het andere vervoer binnen het gebied ging over het water zoals dat nu nog in sommige veenweidegebieden in ons land het geval is. Via de Die vond vervolgens het vervoer plaats van de agrarische producten als boter en kaas en van de koeien, schapen en andere dieren naar de markt in Alkmaar of naar markten elders in de provincie. Illustratief voor het belang van het vervoer over het water in het verleden is het feit dat bij de volkstelling van 1811 in Heiloo negen personen het beroep van schipper uitoefenden, dit wil zeggen 3,5 procent van de beroepsbevolking.3 Bij dit vervoer naar Alkmaar en de vaart in zuidelijke richting vormden de Heilooërdijk en de Limmerdam een lastig obstakel. Om de schuiten toch doorgang te kunnen verlenen werd bij beide hindernissen een overhaal geplaatst. Een overhaal of overtoom is een installatie waarbij een platte schuit over een dijk heen werd getrokken, een vrij algemeen toegepaste methode in waterrijke gebieden van Nederland. Vanwege het toenemende vaarverkeer richting Alkmaar werd in 1663 de overhaal bij de Heilooërdijk vervangen door een schutsluis. Vanaf dat moment kon de schuiten van en naar Heiloo sneller doorgang worden verleend. Uit het feit dat de bouw van de sluis volledig door het dorp Heiloo werd betaald, het ging om een bedrag van 3.151 guldens en 10 stuivers, kan worden afgeleid dat voor de ingezetenen van Heiloo deze vaarweg van groot belang was in die tijd.4 Het belang van de Die als vaarweg voor Heiloo kan ook worden afgeleid uit het feit dat in de loop van de eeuwen er vanuit de strandwal zes vaarten naar de Die zijn gegraven. Op de kaart van lohannes Douw uit 1680, en beter nog op de heruitgave van de kaart uit 1745, zijn de vaarten duidelijk aangegeven. Aan de strakke lijnen van deze waterlopen is te zien dat er sprake is van gegraven verbindingen. Ongetwijfeld zal men bij het graven van deze vaarten, waar mogelijk, gebruik hebben gemaakt van de waterlopen waarlangs ooit op natuurlijke wijze het overtollige water vanaf de strandwal de strandvlakte instroomde. Van zuid naar noord zijn dat de Limmertocht (op de kaart als scheiding van Heyloo en Limmen aangeduid), de Moersloot (door Douw Buervaart genoemd), Ypesteinervaart (ook Buervaart genoemd), de Ter Coulstervaart (de vaart naar Koulster), de Boekeler doodvaart (Bekeler doodvaart) en de Nijenburgervaart (Nieuwburgvaert). Naast het lokale, vooral agrarische vervoer, werd veel van wat er in het dorp nodig was, via deze waterwegen aangevoerd, niet in het minst de bouwmaterialen voor bijvoorbeeld het kasteel Ter Coulster, de buitenhuizen Nijenburg en Ypestein en niet te vergeten de Witte Kerk. Al aan het eind van de elfde eeuw, wanneer de houten kerk van 'Heilegenlo' door een tufstenen gebouw wordt vervangen, moeten grote hoeveelheden tufsteen vanuit stapelplaatsen in het midden van het land worden aangevoerd. En later, aan het begin van de dertiende eeuw, wanneer de toren van de kerk wordt gebouwd en in de vijftiende eeuw nogmaals, wanneer het romaanse kerkje met een groot gotisch koor en dwarsschip wordt uitgebreid, zijn weer veel bouwmaterialen nodig. De meest zuidelijke verbinding vanuit Heiloo met de Die is de Limmertocht, op oudere kaarten aangegeven als de scheiding tussen Limmen en Heiloo. De Limmertocht ligt langs de Limmerdam en loopt van de Oosterzijweg in Heiloo tot aan de Noordermolen. Aan de oostzijde van de A9 is de tocht nog steeds een breed water, een prachtig water 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2019 | | pagina 4