R TAK VAN DE FAMILIE IVANGH L Op de hoek van de Kennemerstraatweg en de Stationsweg woonde en werkte bijna 150 jaar de familie Ivangh. Waar nu het voorste pandje staat, begon Jan Marinus Ivangh in 1842 in het toenmalige pand zijn wagenmakerij en timmerwerkplaats. Van zijn verdiensten kocht hij ruim 1,25 hectare weiland er omheen. Toen paardenwagens in onbruik raakten, werd het land door zoon Jan gebruikt voor de bloemenkwekerij. Na diens dood werd de grond in percelen verdeeld en verkocht voor de woningen die er nu nog staan. Op één ervan bouwde de familie een nieuw huisje voor zichzelf (nu nr. 213) waarin de oudste dochter, die ongehuwd bleef, bijna tot haar dood in 1990 bleef wonen. f Joost Ivanghlaart Simon de Smeth 8^3 Toen na het overlijden van mijn ongehuwde oudtante (Ja)coba Ivangh in 1990 haar huisje op nummer 213 werd ontruimd kreeg ik de oude gereedschapkist van haar grootvader die nog altijd stond op de zolder waar wij grootmoeders stamboom verder uit te pluizen, wat onder meer leidde tot onderstaand verhaal. De familienaam Ivangh stamt vermoedelijk uit het Duitse Rheinland Westfalen waar Joost Ivangh, als jongste broer uit het tweede huwelijk van Peter Ivancks de familieboerderij aan zijn neus voorbij zag gaan. In de laatste jaren van de zeventiende eeuw ontwikkelde hij zich in het Trappistenklooster Kamp bij Lintfort als lekenbroeder in het administratieve beheer van landerijen en juridische kwesties. Met zijn opgedane kennis en vaardigheden trad hij als zaakwaarnemer in het Graafschap Moers in dienst van de achterkleinzoon van Prins Maurits, Lodewijk Adriaan van Nassau-Odijk (1670-1742). Rond 1715 emigreerde hij met diens entourage naar Noord-Holland waar hij een vooraanstaande maatschappelijke positie ging bekleden als secretaris van de Heerlijkheid Bergen. Hij trouwde in 1730 met Anna van Alpen, wier ouders goede bekenden waren van onder andere de families Van Vladeracken, van der Does, van Egmond van de Nijenburg, van Nassau en Van Foreest. Kennelijk ontstonden er nauwe persoonlijke relaties; toen in 1731 de eerste zoon van Joost en Anna Ivangh werd geboren, kreeg deze Jan Marinus als peetmoeder de steenrijke Maria Agatha van Vladeracken. In 1733 kreeg de tweede zoon met de namen Willem Lodewijk 'de Hoogedele Jonkheer Willem Adriaan, Graaf van Nassau etc., etc., etc.' als peetvader. Anna zou haar zonen echter alleen opvoeden omdat Joost vijfjaar later overleed. Business Center Map dttfa C201& Guoyia nooit mochten komen. Decennia later verraste een neef mij met een vergeten vuilniszak met oude documenten van haar, met daarin krantenknipsels, foto's en ook een schriftje vol familie-informatie zoals geboorten, huwelijken en overlijdens. Het was voor mij aanleiding om mijn Willem Lodewijk heeft kennelijk, mogelijk met behulp van zijn peetvader, een degelijke opleiding gevolgd want hij was 41 jaar lang notaris en schout in Bergen en Hoogheemraad van de Hondsbossche en Duinen in Petten. Voor die laatste positie liet hij zich een prestigieus wapen ontwerpen dat ook nu nog in afschrift of houtsnijwerk bij tegenwoordige leden van de familie Ivangh aan de wand hangt. Overigens klopt dat eigenlijk niet helemaal omdat na het overlijden van de zoon van Willem Lodelijk, eveneens schout in Bergen, zijn tak van de familie in de mannelijke lijn uitstierf. Over de oudere broer Jan Marinus is de overlevering bescheidener. Met hem begon een familie van timmerlieden en wagenmakers. Later kreeg hij de functie van gerechtsbode, waarin hij zijn broer dikwijls zal hebben geassisteerd. Als timmerman was hij in 1795 16 S ton.™» rrtigjew |1,|,>|. Ilt'.'ml'.ia.jl V Het wapen van Willem Lodewijk. verantwoordelijk voor het opzetten van de vrijheidsboom in Bergen. Zijn zonen Joost en Jan gingen ook het vak in; Joost jr. was meester timmerman en wagenmaker in Limmen. Later zal het leven van kleinzoon Tijmen Ivangh en zijn gezin tragisch eindigen. Tijmen was watermolenaar op de molen langs het Kanaal Omval- Kolhorn ter hoogte van Het Wuiver. In de nacht van 18 op 19 juli 1867 brandde de molen door blikseminslag tot de grond toe af waarbij het hele gezin het leven liet. De andere kleinzoon van Jan Marinus, eveneens Jan Marinus geheten, voltooide op 30 juni 1842, op 25-jarige leeftijd, met prima getuigschriften, de militaire dienstplicht als wagenmaker Eerste Klasse. Hij trouwde met Guurtje Mooij uit Egmond en kocht op 4 oktober 1856 op een veiling voor 'Tweeënvijftig gulden aan rechten en kosten een huis en erf staande en gelegen te Heiloo aan de zuidzijde van de Breêlaan, kadaster Secrtie A nr.274, groot 4 are 40 centiare van Gerrit Buysman, broodbakker te Heiloo'. Het was kennelijk een woon-winkelpand want het was op 24 december 1830 notarieel overgegaan van Arie Bijvoet 'onder Akersloot' aan kleermaker Gerrit Hilkis en op 29 april 1849 voor 200 gulden aan Johannes Kraakman, 'slijter in wijnen en sterke dranken'. Jan Marinus vestigde hier zijn wagenmakerij. Op 10 juli 1858 leende Jan Marinus 1.400 gulden van Gerbrand Smit, landman te Heiloo en gaf daarbij de wagenmakerij en woning als onderpand. Vijf jaar later werd de hypotheek met 800 gulden verhoogd bij de erfgenamen van Gebrand Smit, die intussen was overleden. Met deze 800 gulden Herinnering in de gemeente Bergen kocht Jan Marinus Ivangh via notaris Hendrik Jan de Lange te Alkmaar van Klaas Kuyper te Heiloo op 6 juni 1863 diverse stukken grond naast de wagenmakerij met een totale grootte van 1 bunder, 23 roede en 80 el (1.24.80 ha). Geen slechte investering op de hoek van de Kennemerstraatweg en de Bredelaan (de tegenwoordige Stationsweg) in Heiloo! Het wagenmakersgezin Ivangh-Mooij kreeg zeven kinderen waarvan er vier volwassen waren toen Guurtje op 18 september 1882 op 62-jarige leeftijd overleed. Uit de boedelbeschrijving blijkt dat het huis, de wagenmakerij, het bouwland, de moestuin en een stuk weiland, totaal 1 ha 29 a en 20 ca op totaal 2.300 gulden werd gewaardeerd, terwijl de hypotheekschuld 2.200 gulden bedroeg. Afgesproken werd dat vader Jan Marinus, in tegenstelling tot het in Guurtjes testament overeengekomen vruchtgebruik, de volle eigendom bleef houden. In 1894 moest er weer afgerekend worden. Jan Marinus was toen 77 jaar en van de kinderen waren alleen Aagtje en de enige zoon Jan nog in leven. Door de neergang in de wagenmakerij werden de stukken grond inmiddels gebruikt voor de bloemenkwekerij. Jan Marinus verkocht zijn roerende goederen, huisraad en gereedschap, aan zijn zoon Jan voor 950 gulden. Het gezin van Jan en zijn vrouw Janna Ivangh-Olree runde de bloemenkwekerij aan de Kennerstraatweg ruim tien jaar op het moment dat de 55-jarige Jan, op 25 mei 1911, tevens de 53ste verjaardag van zijn vrouw, plotseling aan een hersenbloeding overleed Op 1 juni daarop wordt als toeziend voogd voor de nog minderjarige dochters hun oom Hendrik Hermanus Hinrichs, stalhouder te Heiloo, benoemd en een inventarisatie van de nalatenschap opgemaakt. In de woonkamer: Negen stoelen, tafel, twee kastjes, klok, lamp, drie platen, tien gulden, in twee bedstede, twee veerenbedden met toebehooren, vijfentwintig gulden in een vaste kast, glas en aardewerk, twee theebladen, twee nikkelen theestellen in een tweede vaste kast, grof aardewerk, potten en busjes, drie gulden in het zijkamertje: drie stoelen, kinderstoeltje, kabinet, spiegel, hoekkastje, drie gulden in een kast, koffer, koperen doofpot, in een bedstede, bed met toebehoren, bed en tafellinnen, nieuw goed, zeven gulden onder- en bovenkleederen van de overledene, vijftien gulden onder- en bovenkleederen van de rendante, vijftien gulden drie kerkboeken met zilveren sloten, 2 zilveren horloges, beurs met zilveren knip een zilveren pijprooder, een zilveren vingerhoed, twee 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2019 | | pagina 10