De Dwaze Tulpenhandel
tóen Tulpa Kos, laan i 7.
4jen Farragon Schildertiait 10&. Mfett'
«jCSS- eeplant. --
<£eii Sjcry "a by- öan £29- Stf*11 BsPEant'
flirafama, uan ijS.IÊfengeplant.
(tfenFam*. öan 130.36fen geplant- --
Ctn pan Sjery Kareiijn, aan.
soA.flfengfteplant. -7^.,
4ïen Somer-SchoonPan 368. »fen ge.- -
plilUU
Ameracl vander Eyk, ünti 214.. 2£fcn
(genParragon Kaftelcyn» tiatï 1 of3Ïfeu
rrhqjtanl*
«gen Gouda, Pan ïiï- Hffen geplant.
4£ert Amerael KarelijnPtgl 181.
gQeplant.
ghevlamde lacor
gpenltint
pan iao« tiffn
4Ï°*
ioiy.
Opkomst van de Stoomvaart
Nu terug naar Heiloo
14
Ontwikkelingen vanaf 1850
ALPHA BKÏLSGI IK NAAMLIJST
B0LLENEXP0RTEURS
15
die bollen. Uiteindelijk zijn de tulpenbollen naar Leiden
gestuurd, mede omdat Clusius eerder had gewerkt aan de
Hoftuinen van het Weense paleis.
Zo is het dus eigenlijk puur toeval dat de tulpen in ons land
terecht zijn gekomen en zorgden voor een ware sensatie
in de Hortus Botanicus. Een grote verscheidenheid aan
kleuren en zo vroeg in het voorjaar, dat was echt iets
bijzonders in die tijd. Het verhaal gaat dat vrijwel direct
tulpenbollen zijn ontvreemd uit de universiteitstuin in Leiden.
Dit heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat deze bijzondere
bloemen een ware rage hebben veroorzaakt bij de gegoede
burgerij in Leiden en verre omgeving. Het gevolg was dat
een levendige handel ontstond in tulpen met als hoogtepunt
de 'Dwaze Tulpenhandel'. Allerlei mensen die wat geld
wisten te verdienen - we zitten inmiddels in de gloriejaren
van de Gouden Eeuw - zoals ambachtslieden, kroegbazen,
marktkooplui, handelaren, apothekers en artsen, kochten
en gokten op nog duurdere bollen. Het hoogtepunt van die
'Dwaze Tulpenhandel' heeft zich afgespeeld niet ver van
Heiloo en wel in Alkmaar. Een kastelein van de Oude Doelen
in Alkmaar was onder verdachte omstandigheden om het
leven gekomen en zijn vrouw kon de kinderen (zeven) niet
meer verzorgen. Het weeshuis bleek de enige oplossing
voor hen, maar de kastelein had zwaar ingezet op de teelt
van die nieuwe tulpen. Dat was voor het weeshuis de reden
om beslag te leggen op de bollen en deze te laten veilen in
de Nieuwe Doelen, een pand dat nog steeds in Alkmaar is
terug te vinden!
Deze veiling staat wereldwijd bekend als het hoogtepunt
van de 'Dwaze Tulpenhandel'. De prijzen waren zo hoog dat
□tiEplani.
fló,
700.
éoy,
1280.
ÏQIO.
104J.
22f.
In deze lijst is te zien dat er ook Zomerschoon is geveild. Deze tulp staat nog
steeds op de Hortus Bulborum in Limmen: een unicum na bijna 400jaar. (NB:
'Asen' is een gewichtsaanduiding).
je met de opbrengst van 3 tulpenbollen in die dagen een
grachtenpand in Amsterdam had kunnen kopen. Dit was
de eerste bekende 'Krach' in de handel in de ons bekende
wereld van toen.
Het bijzondere is dat enkele variëteiten uit de veilinglijst
van 1637 nog opgeplant staan in de Hortus Bulborum in
Limmen op een steenworp afstand van Heiloo. Dus om
het in tulpentermen uit te drukken: de geschiedenis van de
tulpenmanie ligt in onze omgeving voor het oprapen.
Na de tulpenmanie is de teelt van tulpen als liefhebberij
blijven bestaan en ontstonden - naast de teelt van
groenten en bloemen - her en der kleinere en soms grotere
kwekerijen van diverse bloembollen. Vooral Haarlem en
omstreken vormden een centrum voor die teelten. Tot in de
jaren zeventig van de 20e eeuw hebben binnen het huidige
stadscentrum van Haarlem nog kwekerijen bestaan. Ook
Uitgeest had al in de 18e eeuw bloembollentelers binnen
haar grenzen. Dezelfde ontwikkelingen vonden plaats in
Lisse en Noordwijk.
Naar wij weten is er in 1853 voor het eerst bloembollenteelt
in Limmen, waarna het dorp voor de teelt belangrijk is
geworden. De andere dorpen in Kennemerland, zoals
Heiloo, volgden weer wat later. Rond 1860, mede door
de opkomst van de stoomvaart op Amerika en Engeland,
kreeg de bollenteelt een enorme opleving. Vooral hyacinten
met bestemming Engeland en Amerika waren niet aan
te slepen. Door het gebruik van stoomboten ontstond
er een geregelde en betrouwbare scheepvaartdienst op
die landen, niet alleen voor de producten maar ook voor
de Nederlandse handelaren. Vanaf dat moment is de
bloembollenteelt in het westen van het land, vooral langs de
duinen op de zgn. geestgronden, in een stroomversnelling
geraakt. Omdat de teelt zich voortdurend uitbreidde en
de beschikbare zandgronden in de streek tussen Haarlem
en Leiden bijna geheel voor de bollenteelt in gebruik
werden genomen, ontstond een trek van bedrijven uit de
Bollenstreek naar Noord-Holland. Aanvankelijk naar Noord-
Kennemerland, maar rond 1920 was de bollenteelt ook in
de Anna Palownapolder gestart. Zelfs rond 1910 is er in de
omgeving van Enkhuizen al sprake van teelt van tulpen op
de kleigronden.
Zoals in het inleidende gedeelte al is geschreven, heeft
Heiloo in de opgang van de bloembollenteelt vanaf 1860
geen uitzonderlijk grote rol gespeeld. Toch zijn er hier best
vermeldenswaardige bollenbedrijven ontstaan.
Het feit dat Heiloo op dat terrein wat achter is gebleven
heeft mogelijk de volgende oorzaken.
- Op de eerste plaats hebben de tuinbouwactiviteiten bijna
uitsluitend plaatsgevonden op de oude strandwal waarop
ook het dorp Heiloo zich aanvankelijk heeft ontwikkeld.
Dit is ongeveer de zone tussen de Westerweg en de
Oosterzij. Een strandwal is hoofdzakelijk opgebouwd uit
door de zee aangevoerd zand, wel of niet overstoven door
zand van de strandwal zelf.
- Door de kleinschaligheid van dit betrekkelijk droge gebied
is de verkaveling altijd gebrekkig geweest. Er waren
veel tuindersbedrijfjes, kleine boerderijen of combinaties
daarvan, de zgn. gemengde bedrijfsvorm van een aantal
koeien en de teelt van groenten, erwten en bonen, later
ook van aardappelen en bieten.
- Een handicap is ook de aanwezigheid van een storende
veenlaag onder het zandpakket waardoor de ontwatering
in nattere tijden sterk te wensen overliet.
- Alleen met een modern drainagesysteem is dit probleem
op te lossen. Echter deze systemen bestonden 100 jaar
geleden niet.
- Vervolgens was het eigenlijk niet mogelijk in de polders
buiten het dorp bollenteelt te starten omdat de geschikte
zandlagen ontbraken en het waterpeil in de polders in die
tijd slecht te beheersen was, zeker in de winter. Voor een
geslaagde teelt van bloembollen is een beheersing van
het waterpeil in het perceel een vereiste. Tegenwoordig
vinden we juist in de polders, voor zover dat in het
bestemmingsplan is toegestaan, meer bollenteelt dan op
de strandwallen in Kennemerland.
- Bovendien is Heiloo na de aanleg van de spoorlijn
verrijkt met een station. Hierdoor werd dit dorp al snel
een forensendorp met als gevolg steeds weer behoefte
aan bouwgrond en lintbebouwing langs de bestaande
dorpswegen. Hetzelfde zien we in Castricum maar in
Limmen, waar geen station is gebouwd, is men pas veel
later, vanaf 1970, aan het bouwen geslagen. Hierdoor
heeft de bollenteelt zich in Limmen kunnen handhaven
en beleefde haar hoogtepunt in de jaren zestig.
Aansluitend hierop heeft ook het zuiden van Heiloo,
tussen 't Zevenhuizen en de gemeentegrens met Limmen,
zich kunnen doorontwikkelen tot een bloembollen- en
tuindersgebied totdat de Zandzoom zich aandiende.
In 1853 zijn er enkele pogingen gedaan om bollen te
telen in Heiloo en pas in 1867 was er sprake van enige
bloembollenteelt op 2 hectare. In 1894 waren er 7
bollentelers in Heiloo met 4 ha. o.a. tulpen, hyacinten
en crocussen. In 1898 staan er twee bollenschuren
geregistreerd en 12 bollenkwekers.
Zodra ergens een aantal mensen zich bezighoudt
met eenzelfde activiteit ontstaat de behoefte aan een
belangenvereniging om gezamenlijk op te trekken naar
suvoiKsa. vas utrr weekisud voor ki/>FAtrot.U'ji-Ut.nrirR van v> juu iw,
van K Ri'; IViiiaUurï*. IXnuttricea» hwlen en i'I1 1"; 1 nK"r.
red AWEXlENt VEflf.EHlCltiG VQOft BLOEMlfW.LF.NCJU'UUK,
luaafa fe LcBl-1 ,:i tel '1 se':bh vn is Bjuturon «ar A'sicel "5sr
Lijst in het verenigingsblad van de A VB uit 1896 met denamen van de
bestuursleden van de opgerichte afdeling Heiloo en de namen van de
toegetreden kwekers als lid.
overheden of beleid en structuur op te zetten. Zo hebben
enkele bollentelers in 1896 de AVB (Algemene Vereniging
voor Bloembollencultuur) opgericht.
De afdeling is opgericht door: P. de Jager (voorzitter),
H. Strooker (secretaris), R Kops (penningmeester)
en N. Apeldoorn (commissaris).
In 1909 telt men 26 telers en 66 bloemisten.
De laatsten teelden waarschijnlijk, naast bloembollen,
ook de bloemen wel of niet afkomstig van de geteelde
bollen. Reeds in 1921 had Heiloo 38 hectare bloembollen.
Opgemerkt dient te worden dat de bollenteelt veelal een
onderdeel was van het gangbare agrarisch bedrijf, waar
groenten en ook wel vee een plek hadden2.
Al in 1923 is de afdeling Heiloo gefuseerd met de afdeling
Limmen van de AVB, omdat het aantal leden nauwelijks
toenam en een zelfstandig voortbestaan niet rechtvaardigde.
Bovendien waren er al veel kwekers die in beide gemeenten
hun teeltgronden hadden en bestonden er goede collegiale
contacten over en weer.
Het is niet de bedoeling geweest om de kwekerijbedrijven
over te slaan3 maar eerst nemen we een kijkje in de wereld
van de bollenexportbedrijven.
Het meest opvallende is dat iedereen eerst een kwekerij
opstart om vervolgens op enig moment ook bloembollen te
gaan exporteren. In dit artikel wil ik het licht laten schijnen
op de volgende exportbedrijven: G. Hommes, P. de Jager
en Zonen, L.H. Bierman en Van 't Hof Blokker met een
overstap naar Holland Bulb Market. Ook de rol van Nic
Verver is het vermelden waard, vooral als we weten dat zijn
zoon Thijmen Verver nu vanuit Heerhogowaard bollen en
planten in Europa aan de man brengt. Er heeft in Heiloo dus
veel gezond ondernemersbloed gestroomd om de wereld
over te trekken en bloembollen te verhandelen.
U iy«! oy.jn.mn, af ét wnun m t .f« tófr I JuSi }.L tith l,j .i, WA
f«W IrtwM, wi ,U j*. M
jf i Wv* WwH awïöifj» aOa
,1 frlrrltug IIfUoo.
B Miliar.
ti.
(■- 1 MUM,
K AfnïkhjkH, niuaiw.
LMlia.