De eerste plannen
Een ontwerp: Het Brinkplan
inwoners nam ook de omvang van het aantal winkels toe.
Bovendien veranderde de manier van winkelen aanzienlijk.
In de Franse hoofdstad Parijs ontstond aan het begin van de
negentiende eeuw de Passage, ontwikkeld als een overdekte
straat die alleen toegankelijk is voor voetgangers. De
eerste overdekte winkelstraat in Nederland is de Haagsche
Passage, die werd gebouwd tussen 1882 en 1885.
Aan het begin van de twintigste eeuw ontstonden er
in Nederland villawijken, tuindorpen, voorsteden en
buitenwijken. Deze ontwikkelingen kon men ook in Heiloo,
weliswaar kleinschalig, waarnemen. Denk maar aan het
tot stand komen van het Blockhovepark. Het opvullen van
de lege plekken met huizen: de Kennemerstraatweg, de
Holleweg, de Heerenweg, Westerweg en de Stationsweg
zijn hiervan een goed voorbeeld. Een aantal woonhuizen
werd later, soms heel summier, omgebouwd tot winkel.
Mensen kwamen niet alleen steeds verder van het centrum
af te wonen, ook de mobiliteit nam toe. Gelijke tred met
dit alles hield de opkomst van de bromfiets en de auto. De
verlaging van de prijzen die de winkels in de jaren vijftig
doorvoerden, alsook de algemene verbetering van de
economische situatie, zorgden ervoor dat de consumptie
toenam. Amerika liep in deze ontwikkelingen voorop en
J.T.B. Bijhouwer voorspelde in 1953 een vergelijkbare
ontwikkeling in Nederland.
toekomstvoorspellingen gedaan over automatisering
van de verkoop, de ontwikkeling van het verkeer en de
gevreesde teloorgang van historische stadskernen. Deze
voorspelling kwam de afgelopen jaren deels uit en leidde tot
winkelleegstand, ook in Heiloo.
Dit alles droeg ertoe bij dat in de jaren zestig zowel lokale
bestuurders als de rijksoverheid beleid gingen ontwikkelen
op het gebied van winkelplanning. Het schrikbeeld was
verlaten historische binnensteden en bloeiende winkelcentra
aan de stadsranden, net als in Amerika. Sinds de invoering
van de Woningwet in 1901 zijn steden in Nederland ook
verplicht uitbreidingsplannen te ontwikkelen die de groei van
de steden in banen zouden leiden. In bestemmingsplannen
voor nieuwe wijken werd en wordt ruimte voor winkels
bestemd op basis van het aantal toekomstige huishoudens.
Bovendien moest de overheid de infrastructuur verzorgen
die nieuwe winkelcentra nodig hadden.
De hiervoor genoemde ontwikkelingen gingen aan Heiloo
niet voorbij. Bij veel inwoners 'ging het zoals het ging en het
was goed zo'. Intussen wees onderzoek uit dat Heilooërs
om verschillende redenen steeds meer hun aankopen
in Alkmaar gingen doen. Slechts een enkele politicus of
projectontwikkelaar volgde deze nieuwe ontwikkelingen,
hetzij vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel, hetzij
vanwege andere belangen.
Wethouder ir. T.G. Tomson van Openbare Werken was
de eerste politicus die aangaf dat er in Heiloo iets moest
gebeuren en opperde voor het eerst het zogenaamde
Brinkplan.
In 1954 werden er plannen ontwikkeld om een aantal
woningen te slopen ten gunste van een schouwburg. Een
jaar later ontstonden er plannen om de omgeving van de
Witte Kerk een noodzakelijke opknapbeurt te geven. In
1957 spraken de politieke partijen nog eens duidelijk uit
dat de omgeving van de Witte Kerk nadrukkelijker het
centrum van Heiloo moest worden. Vanzelfsprekend waren
er ook middenstanders die vonden dat het Stationscentrum
hiervoor in aanmerking moest komen.
In die tijd kwam Plan Oost tot ontwikkeling en daarmee de
uitbreiding van de bevolking. Dit maakte een ontsluiting
naar het centrum van Heiloo wenselijk en zelfs noodzakelijk.
De uitbreiding van de bevolking, die ook moest winkelen,
kreeg steeds meer te maken met parkeerproblemen en
ook de middenstand in de directe omgeving van de Witte
Kerk beklaagde zich hierover. De aanwezigheid van een
bescheiden markt bij de Witte Kerk speelde eveneens een
rol bij de parkeerproblematiek. Hoewel er in Heiloo nog
niet zozeer een noodzaak van een overdekt winkelcentrum
bestond, werden hiervoor dus wel plannen ontwikkeld.
De hierboven aangeduide factoren maakten dat de plannen
Met betrekking tot de planning en regulering van de
bouw van winkelcentra waarschuwde F. Bakker Schut,
lid van de raad van bestuur van de Landbank te Den
Haag, in 1962 dat reële behoeften van het grote publiek
niet straffeloos konden worden genegeerd. In Rotterdam
werd in 1962 een tentoonstelling over winkelcentra
Zicht op de Heerenweg, tussen de Van der Veldelaan en de Witte Kerk
geopend. In dat kader organiseerden de Huishoudraad,
de Consumentenbond en het Nederlands Instituut voor
Volkshuisvesting en Stedebouw (NIVS) studiedagen over
de betekenis van winkelcentra voor hun leden. Ook werden
4
om tot het Brinkplan te komen gecompliceerd waren en
chaotisch overkwamen, vooral ook omdat elke verandering,
noodzaak of wens direct aan dit plan werd gekoppeld.
Deze ontwikkelingen zullen voor de gemeente de
reden zijn geweest om zich te laten adviseren door een
stedenbouwkundige, Ir. F.J. Gouwetor uit Rotterdam.
Binnen de gemeenteraad ontstonden bij het ontwikkelen
van de plannen tegenstellingen tussen de gemeenteraad
en genoemde stedenbouwkundige. In zijn plannen ging hij
uit van een ontwikkeling van het centrum in met name de
omgeving van het gemeentebos. Deze plannen behelsden
een nieuw raadhuis, een school en een schouwburg.
De meeste gemeenteraadsleden konden zich niet in de
voorstellen vinden omdat zij vonden dat de Witte Kerk en
Het Astatheater, gezien vanaf de Holleweg
directe omgeving nadrukkelijk het centrum van het dorp
moesten blijven. Deze plannen zouden veel geld gaan
kosten, waar tegenover stond dat de gemeenteraad zuinig
met de gemeenschapsgelden wilde omgaan.
Intussen ontstond de indruk dat de ommuring van de Witte
Kerk met bijpassende voetpaden, de restauratie van de St.
Willibrordusput, de aankoop van een pand aan de Maas
Geesteranusweg (politiebureau), de Oude Pastory, het
Dorpshuis en het vroegere raadhuis eigenlijk als een begin
werden beleefd van de uitvoering van het Brinkplan.
Het eerste tastbare teken van de uitvoering van het
Brinkplan werd zichtbaar na de brand (1957) van de woning
van de familie Lisa op de hoek van de Nicolaas Beetsweg,
vlakbij de Oude Pastory en de daarop volgende afbraak. Het
pand mocht in verband met de realisering van het Brinkplan
niet meer worden herbouwd hoewel er nog geen concrete
plannen waren ontwikkeld.
In de jaren zestig ging de gemeenteraad van Heiloo
een aantal keren ter oriëntatie op excursie naar andere
gemeenten waaronder Dordrecht en Amstelveen (1964).
In verband met de geplande uitbreiding in Plan Oost werd
ook een gedeelte van de Kennemerstraatweg bij de plannen
betrokken. Men wilde de Kennemerstraatweg verbreden en
daartoe moest men de beschikking krijgen over het terras
van de Rustende Jager. Het luidde het einde in van deze
jarenlang gewaardeerde oude ontmoetingsplaats.
Er kwamen ook bedrijven (Groenland en Klaver) in de
verdrukking en ter compensatie kregen deze twee bedrijven
riante woonhuizen en bedrijfsruimte.
In 1966 stelde de gemeentesecretaris, de heer van Loon, op
basis van een streekplanprognose dat het aantal inwoners
zou toenemen naar 25.000 in 1980 en naar 40.000 in het
jaar 2000. Naast een viertal groepen van 25 winkeleenheden
zou er ook een hoofdwinkelcentrum moeten komen met 140
winkeleenheden. Daarvoor was een oppervalk van 12.000
m2 nodig plus een parkeerruimte van 26.000 m2. Daarnaast
moest er ook ruimte komen voor de horecasector, een
bankgebouw, garages enz. ter grootte van 6.250 m2.
Een cultureel centrum ter grootte van 6000 m2 mocht
ook niet ontbreken. Goed aangekleed en gestoffeerd met
openbare voorzieningen zou een benodigde oppervlakte
van 55.000 m2 beschikbaar moeten zijn. Met name de
heren Pieters, Groot en Tomson vonden dat het Brinkplan
sneller en eenvoudiger moest worden uitgevoerd. De
plannen waren tot dat moment te groots van opzet terwijl
veel eigendommen al in het bezit van de gemeente waren
gekomen. Intussen was ook het huis van dokter Hoekstra
op de hoek van de Kennemerstraatweg-Dokterslaan onder
slopershanden gekomen. Dit doktershuis moest verdwijnen
uit verkeerstechnische overwegingen en op de rest van de
vrijgekomen grond zou een bankgebouw verrijzen.
Eind 1967 lag er dan eindelijk een ontwerp van het beoogde
Brinkplan. Het nieuwe winkelcentrum moest komen te
liggen rond het historisch centrum van het Witte Kerkje.
Het voordeel hiervan was dat achter de percelen aan de
Heerenweg diepe tuinen lagen en er dus al veel open ruimte
beschikbaar was.
Veel van deze percelen waren al in gemeentelijk bezit.
Het oorspronkelijke Brinkplan werd begrensd door de
Kennemerstraatweg, de Kerkelaan, de Holleweg en de
Ter Coulsterlaan. De Ter Coulsterlaan zou een belangrijke
verkeersweg van 7 meter breed kunnen worden en er werd
zelfs gedacht aan het doortrekken van de weg door de
'Rimboe' over de spoorlijn met een aansluiting op de Van
Vladerackenlaan. De Breedelaan zou dan kunnen worden
doorgetrokken naar het winkelcentrum. In het plan paste
ook het behoud van het Astatheater, maar het Dorpshuis
en het gebouw van Gemeentewerken zouden moeten
verdwijnen.
5