SPOORWEG IN HEILOO IV J 1 De spoorwegen in de oorlog Naar een nieuw station Mr. W.A.M. Admiraal Met betrekking tot Heiloo valt er over de spoorwegen in oorlogstijd niet veel te vermelden. Aanvankelijk kon het spoorwegbedrijf gewoon doorgang vinden. Voor Heiloo met zijn forensen was dat belangrijk. Als de Duitsers in 1941 behoefte krijgen aan rails en bielzen voor het gebruik op het spoorwegnet in Rusland, wordt van de NS 500 km compleet spoor gevorderd. Dit wordt deels uit voorraad geleverd en deels door het opbreken van minder belangrijke spoorlijnen en het enkelsporig maken van dubbel spoor. Het spoor Amsterdam-Alkmaar viel daarbuiten. Maar als in 1944 de geallieerden in Duitsland bombarderen, en daarbij ook regelmatig spoorwegemplacementen aanmerkelijk beschadigen, vorderen zij wederom 250 km spoor om deze beschadigingen te repareren. Aan deze vordering kan dan slechts worden voldaan door het enkelsporig maken van het dubbel spoor en hiervan wordt ook het baanvak Uitgeest-Heerhugowaard het slachtoffer. Op 29 Juni 1944 wordt begonnen met het stuk Heerhugowaard-Alkmaar en tijdens de spoorwegstaking die begint op 17 September 1944 wordt het westelijke spoor Castricum-Alkmaar opgebroken. Dit geschiedde door een speciale bovenbouwtrein. Korte tijd later wordt het gedeelte Uitgeest-Zaandam enkelsporig. Vervolgens wordt ook de gehele electrische bovenleiding van de beide sporen meegenomen benevens de installatie van het onderstation Runxputte. Er kunnen dan alleen nog stoomtreinen rijden. Wanneer het verzet op 9 Februari 1945 de spoorbrug over de Nauernasevaart bij Krommenie saboteert, gebeurt dat zodanig dat in het geheel geen treinverkeer richting Amsterdam meer mogelijk is. Al spoedig na de bevrijding werd het overgebleven spoor weer rijvaardig gemaakt en het treinverkeer hersteld, zij het alleen voor stoomtreinen. Het duurde twee jaar voor de bovenleiding weer geheel hersteld was. In Maart 1947 vond de feestelijke heropening plaats van het electrische baanvak Amsterdam-Alkmaar - weliswaar nog steeds enkel spoor. Het tweede spoor is pas in 1949 herlegd en in Juni van dat jaar kan weer Zicht vanaf het Station tot aan de Willibrorduskerk 22 dubbelsporig worden gereden, zij het nog met een beperkte dienstregeling. Het goederenemplacement wordt slechts eenvoudig hersteld, maar één goederenspoor komt terug, dat hoofdzakelijk voor kolenvervoer wordt gebruikt. Het wordt in de jaren zestig eerst ingekort voor de aanleg van een aantal parkeerplaatsen, en als de los- en laadplaats geheel wordt opgeheven, wordt er later het P+R-terrein op aangelegd. De reismogelijkheden waren toch al minder gemakkelijk geworden door andere maatregelen. Op last van de Duitsers waren ook al de algemene en achtdaagse abonnementen afgeschaft, wat voor de dagelijkse forensen èn ongemakkelijk was én uitkwam op een tariefsverhoging, nu elke dag een kaartje moest worden gekocht. En de geldigheid van het perronkaartje werd met ingang van Maart 1943 beperkt: het was alleen geldig tussen een half uur voor zonsopkomst tot een half uur na zonsondergang. Om sabotage tegen te gaan, eisen de Duitsers van de N.S. dat belangrijke spoorlijnen acht maal per etmaal worden geschouwd door de railwacht, die een stuk spoor van 4 km lopend moet inspecteren, overdag alleen, des nachts met zijn tweeën. Met ingang van 19 September 1942 gebeurt dit ook in Heiloo als deze eis dan geldt voor het traject Amsterdam-Breezand. Verder is nog vermeldenswaard dat in de nacht van 13 op 14 September 1944 een extra trein voor de weermacht tussen Heiloo en Castricum wegens een explosie tot stilstand kwam, waardoor beide sporen buiten dienst kwamen. In de loop van de morgen waren zij weer hersteld. Voorts vertrok er op 3 Januari 1945 een volle Duitse trein van de Weermacht als Rode Kruistrein vanuit Heiloo naar Apeldoorn, Lochem en Apeldoorn Utrecht. Merkwaardig is dat er nooit problemen zijn geweest met de bomen in het Heilooërbos langs de spoorbaan, maar dat wel de gemeente plots in September 1942 de opdracht van de Duitse autoriteiten kreeg om de bomen en het houtgewas langs de spoorweg binnen drie dagen te verwijderen. Na de oorlog breidt Heiloo zich uit als forensengemeente; de forensen gebruiken frequent de trein. Dit is voor het gemeentebestuur aanleiding om al in 1947 aan de N.S. te melden dat het personenvervoer hand over hand toeneemt en dat de stationsaccommodatie dan ook niet meer voldoet aan de meest bescheiden eisen die daaraan in een gemeente van bijna 10.000 inwoners redelijkerwijs mogen worden gesteld. Bovendien wordt gewezen op Egmond aan Zee, dat zich als badplaats herstelt, waardoor het station Heiloo als zijnde het dichtstbijzijnde station nog belangrijker wordt. De gemeente overweegt dan ook om in de onmiddellijke omgeving van het station een emplacement als halte voor Trein bij een te kort perron in 1978 (foto: Hans Elzinga) autobussen voor de Egmonden en Akersloot aan te leggen: In ons uitbreidingsplan is een omlegging van de Stationsweg voorzien, waardoor een rechtstreekse verbinding wordt verkregen met de Zeeweg even ten noorden van de bestaande overweg. Wellicht zou een doorgang onder de alsdan op te hogen spoorbaan een oplossing bieden. Als de N.S. niet reageert, schrijft de Burgemeester het volgend jaar een brief: het station Heiloo. Wanneer ik dit gebouw en emplacement vergelijk met Krommenie-Assendelft dat ongeveer 12.000 inwoners bedient, of met Castricum voor 8.000 inwoners, dan steekt het wel zeer ongunstig af Het binnenkomen te Heiloo nu is m.i. een plaats van 10.000 zielen met veel vreemdelingenverkeer en een stijgend aantal forensen niet waardig. Een overkapping van het perron is dringend noodzakelijk en een voetgangerstunnel van de ene zijde van de spoorbaan naar de andere met een aftakking van het perron zou geen luxe zijn. Een ander mankement van het station brengt de Burgemeester nog niet naar voren: het perron is veel te kort. Door het toenemend vervoer worden de treinen steeds langer en het gebeurt regelmatig dat dan de achterste wagon(s) van de trein richting Alkmaar stoppen waar geen perron meer is. Een enkeling springt dan uit de trein (met alle gevaren van dien) doch de meesten haasten zich naar voren om op het perron te kunnen uitstappen. Meermalen gebeurt het dan, dat de conducteur dit niet opmerkt en de trein alweer vertrekt zonder dat men heeft kunnen uitstappen. Met name de forensentreinen zijn langer dan het perron. Zeer regelmatig gaan de dagelijkse reizigers richting Amsterdam aan het einde van het perron de trap af en wachten in het grind tussen de rails op de trein om vooraan in de trein een zitplaats te bemachtigen. Dit is uiteraard niet toegestaan en ook gevaarlijk. Er gebeurt echter niets en de klachten - en ook de overlast - bleven aanhouden. Pas in Juni 1960 wordt het perron met 80 meter verlengd. 23

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2019 | | pagina 13