Afb. 3a: Een waterkuil met vertrapping rondom Afb. 3b: Een recente veedrenkkuil
Verschillende waterput-constructies
Om het grondwater te bereiken, heeft men een trechter
vormige kuil gegraven die naar beneden smaller wordt.
Afhankelijk van het lokale grondwaterpeil zijn de kuilen
1 tot 2 m diep gegraven. Om te voorkomen dat de kuil
in de zandige ondergrond zou instorten, heeft men de
schacht van de put beschoeid. Hierbij zijn verschillende
constructie-typen te onderscheiden (afb. 4).
Tot het oudste type waterput behoort het vlechtwerk
type. Geschikt hout groeide langs de randen van de
strandwal, ongeveer daar waar nu de Oosterzij ligt. Hier
stonden elzen en wilgen. Dit zijn bomen die van
natte,vochtige bodems houden, zoals in de overgang van
strandwalflank naar vlakte te vinden zijn.
Grotere elzenstammen zijn als bouwmateriaal voor de
huizen gekapt, de takken van els en wilg dienden als
materiaal voor vlechtwerkconstructies.
Van de hogere gronden zijn hazelaart-
akken voor het vlechten gesneden. Een
van de kuilen met vlechtwerk van
hazelaar dateert uit de midden- of late
ijzertijd. De kuil is na verloop van tijd
in onbruik geraakt en met zand dicht
gestoven.
Waarschijnlijk heeft men deze kuil nog
een tijdje als afvalput gebruikt, aange
zien er veel houtskool, dierlijk botma-
teriaal en aardewerk in de vulling is
aangetroffen, waaronder een complete
inheemse pot.
Afb. 4: Overzicht van constructietypes van een waterput
Een bijzondere waterput is opgegraven
in een venig duinvalleitje, gelegen
tussen twee akkers uit de bronstijd (nu
straatnaam Lijsterbes). Voor het putje
bleek een wilgenhouten mand te zijn
gebruikt waarvan de bodem was
verwijderd. Door omstandigheden is
van de mand alleen de bovenste rand
geborgen, wel werd er in het water
putje een complete scheplepel van els
gevonden die nu in het regionaal-archeologische museum
'Het Huis van Hilde' te bezichtigen is. (afb. 5)
So® 5