door de Eerstaanwezend Ingenieur der Staatsspoorwegen in 1866 ernstig bij de Burgemeester geklaagd. De ingeni eur klaagde niet alleen over baldadigheid doch sprak ook van boos opzet: telkens worden voorwerpen van allerlei aard als hout, steen enz. dwars over de spoorweg gelegd. Eens, op 15 December 1866, werd een paar wielen van een lorrie die naast het spoor hadden gelegen in het spoor gevonden; dit werd eerst ontdekt toen een opzichter met enkele andere personen des avonds in een dienstwagen over de spoorweg in volle snelheid daartegenaan reed. De dienstwagen werd geheel beschadigd, de erin zittende personen kwamen er vanaf met kleine verwondingen of kneuzingen. Ook de wachterswoningen en huisjes staan aanhoudend bloot aan baldadigheden en vernielingen. Op 16 December is men door een raam binnengedrongen in de wachterswoning aan de Obriglaan, en zijn de deuren geopend, waardoor personen naar binnen zijn gegaan en vernielingen hebben aangericht. Bij nader onderzoek blijken het jongens te zijn die voornamelijk in de buurt wonen: Cornelis, Arie en Maarten Dral, Pieter en Corne- lis Vos, Jan en Jacob Kramer, Cornelis, Hermanus en Leendert Denneman. De Burgemeester wordt verzocht passende maatregelen te nemen; ongetwijfeld heeft hij de veldwachter opdracht gegeven hierop toe te zien, want van verdere ongeregeldheden wordt geen melding meer gemaakt. Bovendien worden de wachtershuizen een jaar later bewoond. Geen halte, geen openbaar vervoer Nadat alle voorbereidingen en werkzaamheden waren voltooid, kon op Woensdag 1 Mei 1867 met ingang van de Zomerdienstregeling de spoorlijn Alkmaar-Uitgeest worden geopend. Deze dienstregeling voorzag dagelijks in vier treinen vice-versa Haarlem - Den Helder en op Vrij dag en Zaterdag een markttrein Alkmaar - Haarlem en Haarlem - Den Helder. Op dezelfde datum werd ook in bedrijf gesteld de spoor weg Uitgeest - Haarlem. Omdat de verbinding via de Zaanstreek met Amsterdam eerst tot stand kon worden gebracht als het Noordzeekanaal was aangelegd, had de HIJSM besloten om voor eigen rekening de spoorlijn Uitgeest - Haarlem aan te leggen, zodat men vanaf Den Helder via Haarlem Amsterdam per spoor kon bereiken. Terwijl in vele steden en dorpen de opening van een spoorlijn in die tijd met feestelijkheden gepaard ging, worden er bij de opening van deze spoorlijn geen feeste lijkheden gemeld. Op Zondag 28 April werd de spoorlijn voor het eerst bereden en wel door een trein met notabelen en genodigden, onder wie de Minister van Binnenlandse Zaken en de Commissaris des Konings in Noord Holland. Op de Maandag en Dinsdag daarna reden er enkele trei nen tussen Alkmaar en Haarlem waarmee het publiek gratis kon reizen. Op de beide dagen vóór de opening iverd aan de liefhebbers kosteloos gelegenheid gegeven om een tochtje met het nieuwe vervoermiddel te maken. Vooral Dinsdags werd daarvan druk gebruik gemaakt, zoodat tusschen Alkmaar en Haarlem eene gedeeltelijke wisseling van bevolking plaats had. Aan velen beviel deze verplaatsing zoo goed, dat zij den laatsten trein misten of reeds overvol bevonden, en alzoo op kostbaarder of moeielijker tuijze de thuisreis moesten ondernemen."aldus de Alkmaarsche Courant. In Heiloo was er zeker geen reden tot feestelijk heden en veel Heilooërs zullen niet met deze gratis treinen zijn meegegaan, want ondanks de pogingen van het Gemeentebestuur was er geen station of een halte geko men en reed de trein Heiloo simpelweg voorbij. Een gevolg van de opening was dat de diligence-onderne ming van de firma J. v.d. Haagen en Wed. J.J. Quinterne, die gedurende 40 jaren de dienst Alkmaar - Haarlem had onderhouden, haar onderneming met ingang van 30 April staakte. De gehele inboedel, inclusief 30 paarden, wordt openbaar geveild. Nu had Heiloo helemaal geen openbaar vervoer meer en ook de postbe stelling had hieronder te lijden: de brieven en kranten voor Heiloo gingen per trein naar het station Alkmaar en vandaar moest een "postloper" hiermee te voet van Alkmaar naar Heiloo. Omdat de treinen ook op Zondag moeten rijden, waar door de overwegwachters ook op die dag moeten werken, hetgeen in strijd is met de Zondagswet van 1815, verzoekt de HIJSM een doorlopende vergunning voor het op Zon en feestdagen laten uitvoeren van de werkzaamheden die nodig zijn voor de dienst op de spoorweg, welke vergun ning zonder problemen door Burgemeester en Wethou ders wordt verleend bij besluit van 17 September 1867. Op een verzoekschrift van enkele inwoners van Heiloo aan de Minister van Binnenlandse Zaken om een halte te Heiloo, had deze besloten dat, als de spoorweg zou zijn geopend, zal worden beslist in hoeverre aan dit verzoek kan worden voldaan. Als zes weken na de opening nog niets is vernomen schijft de Gemeente "een beleefd doch zeer dringend verzoek om alsnog een gunstige beschik king te nemen, temeer daar nu, zoals wij toen vreesden, alle openbare verkeer van diligences als anderszins heeft opgehouden te bestaan en wij letterlijk thans afgesloten liggen". Bovendien wijst de Gemeente erop dat de spoor lijn de gehele gemeente doorsnijdt, met alle lasten en ongerief zonder ervan het genot te hebben. Sqs 25

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2017 | | pagina 27