geen reactie was gekomen op het verzoek van 10 Augus
tus 1863, schreef de Gemeente op 4 Maart 1864 in een
"Bezwaarschrift" dat een halte zowel in het belang van
het Rijk als van de Gemeente is en vraagt zij alsnog "bij
deze beleefdelijk doch met gepasten aandrang om een
grondig onderzoek hiernaar. Echter vergeefs, want
vervolgens kwam er een brief van 30 Maart 1864 van de
Commissaris des Konings met de omschrijving van de
plaats der stations en halten met het verzoek om voor 10
April het gevoelen hieromtrent kenbaar te maken. In de
bijlage bij deze briefis te lezen: "A. Halte te Heiloo. Deze
is niet bepaald in het ontwerp opgenomen, alleen is
bezuiden de Kerkelaan tussen de piketten 332 en 336
een terrein ter onteigening aangewezen om aldaar later
een halte te kunnen maken indien de behoefte eraan zal
blijken". Dit terrein wordt ook inderdaad aangekocht en
is thans nog te zien als het plantsoen tussen de spoorweg
en de Spoorlaan. De plaats voor een eventuele halte of
station aldaar was niet onlogisch, het lag het dichtst bij
de dorpskern, te weten de Witte Kerk met Raadhuis en
onmiddellijke omgeving.
Veel bezwaren, voorlopig nog geen spoor
De aanleg van de spoorweg had grote consequenties
voor de infrastructuur van Heiloo. Vooreerst werd het
dorp gescheiden in twee gedeelten, ten oosten van de
spoorlijn het centrum met de Witte Kerk en het Raad
huis; aan de westzijde de R.K. schuilkerk met enkele
woningen in die buurt. Daarbij werd het Heilooër Bos
doorsneden, waarbij het Overbos ontstond, wat tot
gevolg had dat ook de Westerlaan (ook Ronde O
genaamd) werd doorsneden. Eveneens werd de oprijlaan
van Ter Coulster, die liep tot aan de Westerweg, geam
puteerd. Ook de Kaandorperlaan (de verbinding van de
Westerweg met de Hoogeweg tussen de Zevenhuizerlaan
en de Krommelaan; het thans nog aanwezige stukje
tussen de spoorbaan en de Hoogeweg heet nu Groene-
weg, het gedeelte ten westen van de Westerweg Slooten-
slaan) werd in tweeën gehakt en kreeg geen spoorweg
overgang. Daarbij kwam nog dat de doorgaande wegen
over de strandwal ongeveer noord-zuid lopen, en ook de
spoorweg heeft dezelfde richting. Het gevolg hiervan
was, dat de spoorweg op verscheidene plaatsen over
grote gedeelten van de bestaande wegen kwam te liggen.
De oplossing voor dit probleem was de aanleg van paral
lelwegen en deze zijn tot op heden nog goed herkenbaar.
Het betreft de Westerweg ten noorden en ten zuiden van
de overweg bij de Kerkelaan, de Westerweg en de
Heerenweg ten noorden van de overweg bij de Zeven
huizerlaan, de Westerweg en de Hoogeweg ten zuiden
van deze overweg en de Groeneweg vanaf de Krommel
aan en Runxputteweg die toen Heereweg
heetten.
Op grond van de Onteigeningswet wordt publicatie
gedaan van de officiële stuldcen in de Staatscourant, de
Haarlemsche Courant en in de Alkmaarsche Courant
van Zondag 2 October 1864 (in die tijd kwam deze
krant eenmaal per week, en wel op Zondag uit). Er
wordt een commissie uit leden van Gedeputeerde Staten
van Noord-Holland ingesteld, bestaande uit de heren
Mr. C. Corver Hooft en Jhr. Mr. Hoeuff van Velsen, die
worden bijgestaan door de eerstaanwezend ingenieur
van de Staatsspoorwegen te Alkmaar, A.Jvan Prehn, om
de eventuele bezwaren aan te horen en advies te verstrek
ken. Voor Heiloo houdt deze commissie zitting op 24
October 1864 van 12.00 uur tot 14.30 uur in het
Raadhuis in tegenwoordigheid van de Burgemeester,
RL. Wentholt als vertegenwoordiger van het plaatselijk
bestuur. Principiële bezwaren tegen de spoorweg worden
niet ingebracht. Een veertiental bezwaren wordt inge
diend, naast die door particulieren ook door het
Gemeentebestuur bij monde van zijn Burgemeester, die
opmerkt dat het een verzoek om een halte in Heiloo
heeft gedaan en niet is gebleken dat aan dit verzoek is
voldaan - nu brengt hij deze zaak opnieuw in herinne
ring. De commissie merkt hierover op dat een halte in
Heiloo in verband met de nabijheid van het Station
Alkmaar minder nodig schijnt, maar vindt het toch
wenselijk dat het verzoek nog eens nader wordt onder
zocht. Het Bestuur van de Baafjes- en Vennewaterspol-
der, bij monde van C. Kant te Uitgeest, vestigt de
aandacht op de afwatering van de gedeelten van deze
polders die door de spoorlijn zullen worden afgesneden.
De meeste bezwaren van particulieren gaan ook over de
afwatering van percelen die door de spoorweg worden
doorsneden en verzoeken om een (privé) overweg. Twee
huizen staan precies op de route van het spoor en zullen
moeten worden gesloopt, de woning van Arie Admiraal,
landman te Heiloo, staande aan de Heereweg ter hoogte
van de voormalige spoorwegovergang bij de Runxput
teweg en de woning van Dirk Stet, dagloner te Heiloo,
nabij de Kapellaan. Het huis aan de Heerenweg tussen
de Ewislaan en de Zevenhuizerlaan van Johannes de
Vries, schilder te Heiloo, staat voor het grootste gedeelte
op het geprojecteerde tracé en wordt dus ook gesloopt.
De Vries maakt bezwaar omdat hij vreest dat zijn brood
winning hierdoor verloren zal gaan.
22 e&i