Armenzorg en haar bezittingen Jan de Gruijter Het Armenhuis "De Rank" aan In de afgelopen eeuw heeft de zorg voor ouderen en armen een opzien barende ontwikkeling doorgemaakt. Spelen tegenwoordig overheidsin stanties een belangrijke rol, voor 1900 was dat wel anders. Toen werd de ouderen- en armenzorg voorna melijk verleend door kerkelijke en particuliere instanties. Toch had ook het plaatselijk bestuur in die tijd zijn Armenvoogd. In eerste instantie waren Armenvoog- den belast met het verstrekken van bijstand aan behoeftigen die geen beroep konden doen op ondersteu ning door de kerk of door familie. Maar ook beheerden zij de zoge naamde armengoederen. Het was hun taak "omme op gemeene armen behoorlijk opzicht te nemen en alle met vleyt te versorgen dat deselve ware armen, als kranke, overjaarige personen, die van goet en sober leven sijn, en niettegenstaande hunne goede naarstigheyt en onderstandt der aalmoesen in 't geheel of deel gebrek hebben, nieten vergaen maar van nootsaekelijk onder hout mogen worden voorsien Armenzorg aan geloofsgenoten Gedurende lange tijd was ouderen- en armenzorg dus vooral een vorm van liefdadigheid. Welgestelde katholieken stichtten gasthuizen of vrijwoningen voor ouden van dagen omdat ze hoopten zo een plekje in de hemel te verwerven. Rijke protestanten deden later hetzelfde om God te danken dat Hij hun een beter lot had geschonken dan de armen. Bidden voor het zielenheil van hun weldoeners behoorde dan ook tot de dagelijkse plichten van de arme lieden. De armen werden tot aan het graf door de diaconie begeleid. "Van de armen begraven worden" heette dat. En dat had geen beste klank want een armenbegrafenis was uiterst sober. aan de Heerenweg (achter de tuin van het pand de Kennemerstraatweg) Financiering van de zorg De kerken zelf verwierven in de loop der eeuwen veel bezittingen door erfenis of donatie. Zij bezaten vele bunders zogenoemd armen- en wezenland dat aan lidmaten van de kerk werd verhuurd. De kerk bezat voorts huizen en andere goederen die door lidmaten, die geen erfgenamen hadden, aan de kerk waren nagelaten. Uit de opbrengsten van deze bezittingen kon onder meer de armenzorg worden gefinancierd. Soms leidde de armenzorg door de kerk direct tot uitbreiding van de kerkelijke bezittingen. Zo kwam het voor dat de kerkelijke bestuurders voor bank speelden en beslist niet ten eigen nadele. Een plaatselijk voorbeeld van het kerkelijk handelen in armenaangelegenheden wordt ons gegeven door de samenstellers van de genealogie van de familie Kleymeer. Op 16 februari 1766 laat Jan Cleymeer uit Koedijk door Schout en Schepenen van de heerlijkheid s°s 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2017 | | pagina 19