worden onthoofd in Brussel maar wist op tijd te vluchten naar het familieslot De Dillenburg in Duitsland. De Hoge Heerlijkheid Egmond geveild Zoals hiervoor vermeld, werden de bezittingen van de graaf van Egmond verbeurd verklaard, behalve die in de Noordelijke Nederlanden, waaronder de Heerlijkheid Egmond. 4 Twee zoons van Lamoraal, die in de Zuide lijke Nederlanden waren blijven wonen, hadden in betrekkelijk korte tijd aanzienlijke schulden gemaakt die hen noodzaakten het Egmonds graafschap, dat nog in het bezit van de familie was, te verkopen. Dat gebeurde in 1607. De Staten van Holland kochten het Graafschap Egmond en hielden De Hoge Heerlijkheid Egmond ruim honderd jaar in bezit. In 1722 boden zij het op een openbare veiling weer te koop aan. Ditmaal niet als Hoge Heerlijkheid, maar als ambachtsheerlijkheid. De koper was Gerard van Egmond van de Nijenburg. Hij betaalde voor de Heerlijkheid Egmond 64.300 gulden 728.400 nu) en voor de overblijfselen van het Slot op de Hoef nog eens 11.000 gulden 124.609). Gerard van Egmond van de Nijenburg was een vermo gend man. Hij was schepen van Alkmaar, bewindvoerder van de VOC en hoogheemraad Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West-Friesland. Hij was getrouwd met zijn nicht, de dochter van de burgemeester van Alkmaar Jan van Egmond van de Nijenburg, die ook baljuw in Egmond was geweest. De familie claimde af te stammen van de Heren van Egmond. Die claim werd bevestigd door een verklaring van de Ridderschap van Holland en West Friesland, die zich in het Zeeuws archief bevindt.5 Terug naar het begin: van dwangburcht tot buitenplaats In de 13e eeuw vielen de Westfriezen regelmatig Kenne merland binnen. Om zich hiertegen te verdedigen, bouwden de graven van Holland, Floris V en diens vader Willem II, rond Alkmaar drie dwangburchten. De sterk ste van de drie lag aan de westkant van Oudorp en droeg de naam 'De Nieuwburg'. Niettemin raakte ook deze burcht zwaar beschadigd, uiteindelijk geplunderd en brandde af, waarna slechts een ruïne overbleef. De fundering was echter blijven zitten. Kopers kwamen en probeerden het puin weg te ruimen, de grachten te dempen en de geëgaliseerde grond te verkavelen. Maar tegen het plan om de fundering te verwijderen verzette men zich hevig. Twee stukken van de ruïne bleven bovengronds zichtbaar. Het castelein- en baljuwschap van 'De Nieuwburg' bleef bestaan en kwam in handen van de graven van Egmond. In de hiervoor genoemde acte van de Ridderschap van Holland en West-Friesland droeg Lamoraal, graaf van Egmond, de uitoefening van deze functie op aan Jan Jansz., zoon van Jan Gerrits en telg van een bastaardtak van het Huis van Egmond. Zij kregen in eigendom wat er over was van 'De Nieuwburg' en verfraaiden hun naam tot Van Egmond van de Nijenburg. Begin 1600 kocht de familie een stuk grond in Heiloo waarop een boerderijachtige woning werd gebouwd, ook wel de 'Groote Woninge' genoemd (afb. 2). Als stichter van dit huis wordt Gerard van Egmond van de Nijenburg (1576-1636) genoemd, behalve castelein van de dwang burcht in Oudorp ook burgemeester van Alkmaar waar Afb. 2: De Groote Woninge, tekening eerste helft 17e eeuw, anoniem hij met zijn familie woonde in het Hof van Sonoy. De 'Groote Woninge' diende als tweede woning en als jachthuis. Zijn zoon Jan (1618-1712), eveneens burgemeester van Alkmaar, voltooide de sociale opgang van de familie door zich tegen betaling van een aanzienlijk bedrag in de adelstand te laten verheffen. Vanaf dat moment mocht hij zich baron van het Heilige Roomse Rijk noemen. Meteen behoorde de van oorsprong bastaardfamilie tot de hoogste regionen van het Hollandse adeldom, met toekenning van het wapen van de graven van Egmond. Jan werd benoemd tot dijkgraaf - een functie die familieleden tot in de 19e eeuw vervulden - en verwierf zich diverse heerlijkheden langs de Noord-Hollandse kust. Ook Jan kreeg een zoon die wederom Gerard 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2017 | | pagina 14