Verwilderen
Pater Jorna schetste destijds de noodzaak: De moeder
moet het bed houden. Een gedienstige buurvrouw komt zoo
om de twee uur eens kijken, om moeder en kind in de
allerdringeridste behoeften te helpen. De kinderen vervuilen
en verwilderen. De man moet bij zijn thuiskomst de pot
nog koken en in vele opzichten de rol der vrouw vervullen.
En die rol was veelomvattend. Het huis
houden doen was toen veel bewerkelijker
dan nu. Omdat er voor de oorlog
bijvoorbeeld geen wasmachines (afb. 2)
waren, werd de was met de hand gedaan:
eerst in de week zetten, dan met wasmid
del koken in een ketel, uitspoelen, door
de wringer halen, te drogen hangen op
een lijn, strijken, soms stijfselen, en dan
opvouwen en opbergen. Er moest
natuurlijk ook worden gekookt, waarbij
het zaak was zo veel mogelijk brandstof
te sparen en alle restjes te verwerken.
Voorts moest het huis schoon worden
gehouden en dat ging bij arme gezinnen
met de hand. Zo had nog niet de helft
van de gezinnen een stofzuiger. Verder
waren er boodschappen te doen en moes
ten de kinderen gevoed, verzorgd,
verschoond en beziggehouden worden.
En bij dit alles kwam dan nog ziekenver
zorging en kraamhulp.
Werk genoeg dus voor de Juliaantjes.
Maar ze waren niet de hele dag bij een
gezin in touw. De middagmaaltijd
gebruikten ze aanvankelijk samen in hun
eigen gebouw, later namen ze die mee naar de gezinnen.
Elke dag was er in het eigen gebouw een mis en een
religieuze lezing gezamenlijk en elke dag deed een zuster
persoonlijk gewetensonderzoek, (aft. 3) 's Avonds was
er nog tijd voor recreatie. Een Julianazuster mocht drie
weken per jaar met vakantie. Ze kreeg kost en inwoning
maar geen salaris. Alledaagse zaken, zoals voor persoon
lijke verzorging, moest ze zelf meenemen, alle andere
zaken werden gemeenschappelijk bezit.
Armoede
De Juliaantjes mochten aanvankelijk niets aannemen
van de gezinnen waar zij hielpen, mede ook vanwege de
armoede. Hun behuizing en dagelijkse kosten werden
gefinancierd door giften en door collectes in de kerk.
Aft. 2wastobbe
Maar de Juliaantjes gingen ook aan de deur collecteren.
Wie doneerde, kreeg vaak een Mariaprentje.De congre
gatie groeide en er was behoefte aan een nieuw 'moeder
huis'. Bisschop Johannes Aengenent van Haarlem wist
in Heiloo een geschikt terrein dat in het bezit was van
de Onze Lieve Vrouw ter Noodstichting, het bedevaarts
oord aan de Kapelweg. Hij schonk tienduizend gulden
aan de Juliaantjes voor de bouw, maar dat
was lang niet genoeg. Er volgde een
bedeltocht van moeder Agatha langs vele
kloosters, maar de opbrengst was scha
mel: slechts een paar honderd gulden.
Gelukkig zegde een pastoor uit Den
Haag elk jaar duizend gulden toe voor de
kapel en er druppelden toch nog gaven
binnen. Op 6 juli 1932 werd de eerste
steen gelegd, op dezelfde dag als de
Haagse bedevaart naar Heiloo en op 19
juni 1933, de feestdag van Sint Juliana
van Falconieri, werd het gebouw inge
wijd door Aengenent. Twee jezuïeten
kwamen uit Den Haag om de relikwieën
van de Japanse martelaren Johannes,
Paulus en Jacobus, die werden geplaatst
in de altaarsteen, te zegenen.
Moederhuis
Voor Heiloo was dit het derde klooster in
het dorp, naast dat van de Zusters van
Oudenbosch (die onderwijs verzorgen)
en de Broeders uit de Willibrordusstich-
ting. Het moederhuis lag pal naast de
grootste Maria-bedevaartplek van
Nederland, waardoor de Juliaantjes ook
zorg verleenden aan bedevaartgangers.
Regelmatig meldden zich nieuwe zusters aan. Die moes
ten acht dagen in retraite, biechten over hun hele leven
tot nu toe en een proefperiode doorstaan van zes maan
den. In totaal duurde het noviciaat twee jaar, waarvan
(vanaf 1933) een jaar gezamenlijk in Heiloo. De Juliaan
tjes kregen gaandeweg ook eigen opleidingen voor
huishoudwerk en verpleging.
In de oorlog probeerden de zusters zo veel mogelijk op
de oude voet door te gaan; wel was er wat meer behoef
te aan hulp. Na de oorlog werden de omgangsvormen
losser. Toch meldden zich steeds minder zusters aan. Er
waren bijna geen echt arme gezinnen meer en de zieken
zorg was grotendeels door de overheid overgenomen. De
Juliaantjes moesten zich aanpassen aan de veranderende
samenleving. Een nieuwe overste werd benoemd: zuster
11