ft
zindelijke huisvesting. Lauw warm in de winter en fris in
de zomer, hetgeen gemakkelijk gepaard kan gaan met
een tochtloze luchttoevoer. Het gevoelige melkdier zal al
onze moeite belonen door het geven van overvloedig veel
melk." Inmiddels waren er geiten die tot 738 liter melk
per jaar gaven. Het moge duidelijk zijn dat dit in een
huishouden veel ten goede kon schelen.
Afb. 2de geit van omstreeks 1900
De ontwikkeling van een goed ras (zie afb. 2)
In 1905 begaven de heren Zuurbier uit Alkmaar en
Visser uit Berkhout zich naar het Groothertogdom
Hessen teneinde daar een aantal fokgeiten en bokken
van het Zwitserse Saanen ras aan te kopen. De fokkerij
van dit ras stond in Hessen op hoog peil. Zij verwachtten
hiermee de geitenfokkerij in Noord Holland een posi-
tieve impuls te geven. De Saanen geit bleek echter te teer
van lichaamsbouw en niet geschikt voor ons klimaat.
Het gevolg hiervan was een algehele afschaffing van de
vaderdieren van het Saanenras.
In 1909 werd de Nederlandse Bond van Fokverenigin-
gen opgericht en op 10 Augustus 1910 de Provinciale
Bond, waarin de heer Groot uit Heiloo in 1916 zitting
nam. Hij zou het nog tot voorzitter van de Noordhol-
landse Bond van geitenfokverenigingen schoppen.
Groot was de verbetering toen in 1911 fokregisters en
melkcontrole hun intrede deden. Men begon met een
doorselectie van de Hollandse geiten en met goed resul-
taat. De kruisingsproducten gaven steeds betere dieren
te zien. Zo is langzamerhand de kortharige, witte, onge-
hoornde en melkrijke geit ontstaan die velen zich zullen
herinneren (zie afb. 3). Bij menig huis stond immers zo'n
geit "aan de pen". Het dier was door middel van een
ketting verbonden met een in de grond gestagen pen en
kreeg zo de lengte om een cirkel gras kaal te vreten. Als
dat gelukt was, kreeg de geit een nieuw stuk gras toege-
wezen. Dit heeft ons een uitdrukking opgeleverd. Als
men om welke reden dan ook een gezelschap een ogen-
blik diende te verlaten en de echte reden daarvan niet
kenbaar wilde maken, volstond men met de opmerking:
"Ik ga even de geit verpennen".
Aan voorlichting werd steeds meer aandacht besteed.
Dit werd als volgt omschreven: "De geit eist een frisse en
Afb. 3 de witte, ongehoornde melkgeit
Van twee verenigingen naar een:
een geslaagde combinatie
In 1915 werd de Neutrale Geitenfokvereniging "Heiloo"
opgericht. Tot de oprichters behoorden W. Wasterval en
J.L. Groot. Vergaderingen vonden meestal plaats in cafe
Admiraal aan de Heerenweg. De Rooms-Katholieke
Geitenfokvereniging "Heiloo" werd een jaar later in het
leven geroepen. De Weleerwaarde Kapelaan leidde
de oprichtingsvergadering en stelde voor om de
Heilige Jozef als patroonheilige te kiezen. Dit voorstel
werd aangenomen. Tot voorzitter werd gekozen de
heer J. Sengers, tot secretaris-penningmeester de heer
J. Kamper en tot commissaris de heer A. Klaasse Jr.
Bij het toenemen van de geitenhouderij wilde de over-
heid meer regulerend gaan optreden. Teneinde een
overzicht van de veestapel te verkrijgen diende alle
vervoer van geiten en bokken te worden stopgezet.
Vervolgens werd aan de houders een kaart uitgereikt
waarop nauwkeurig aantekening diende te worden
gehouden van de toestand per 18 juli 1918, waarna alle
wijzigingen moesten worden bijgeschreven. In januari
1919 werd het verbod op het vervoer van levende bokken
en geiten alweer ingetrokken en werd een maximum
kleinhandelsprijs van geitenvlees vastgesteld. Een half
jaar later werd het slachten van geiten verboden. Dit
verbod was echter niet van toepassing op slachtingen
10