E GEITENFOKVERENING
ORLOGS FENOMEEN
Afb. 1: Heiloo, 1919
Heel vroeger, zelfs in de tijd van de oude Grieken en
Romeinen, hield men al geiten. Aanvankelijk leefden
deze dieren in het wild, maar in de loop der eeuwen
hebben ze zich aan de mens aangepast. Voor 1900 lieten
de geitenfokkers alles aan de natuur over. Elke streek had
zijn eigen ras en pogingen om het ras te verbeteren
werden niet ondernomen. De gevolgen bleven niet uit.
Meer en meer ging het geitenras achteruit. Wat overbleef
was een geit met veel gebreken en weinig melk. In het
begin van de 20e eeuw waren er bokken en geiten in
allerlei kleuren en met vele soorten van beharing. In die
tijd beschouwde men de geit als de koe van de kleine
luiden, de armen.
De geit: een nuttig huisdier
Omstreeks 1905 ging men aandacht schenken aan de
geit als geefster van veel en goedkope melk. Steeds meer
fokverenigingen kwamen op. Ook Heiloo heeft zijn
geitenfokvereniging gehad (zie afb. 1) en zoals overal
elders waren er aanvankelijk twee: een Rooms-Katholie-
ke vereniging en een Neutrale. Langzamerhand ging
men inzien dat de geit, hoofdzakelijk gehouden door
kleine boeren, landarbeiders en arme burgers, een
bijzonder nuttig huisdier was. Voor veel huisgezinnen
gingen de dieren een onmisbare steun vormen. De
kosten van onderhoud waren gering; ze aten bijna alles
en de melkopbrengst werd gaandeweg beter.
Te Heiloo heeft de vorige week de jaarlijkse Land- en Tuinbouw tentoonstellingplaats gevonden, een
bijzondere gebeurtenis voor die omgeving. zie hier een verzamelinggeiten, door de afdeeling Heiloo van
de Ned. Geitenfokvereeniging ingezonden.
-
-v
Jan de Gruijter
so® 9