open ruimte, met mul stuifzand geplaveid, waar de zonne- stralen ongehinderd toegang hadden en aan elk togtje de weg was versperd door het digt geboomte dat er omheen stond. Waarlijk geen oord om de verfrommelde kadetjes en de glaasjes bier die men er krijgen kon, lekker te doen smaken. Haastig zocht ik in vereeniging met mijn gezel- schap de heerlijke nauwe laantjes weer op, waar wij het zonnetje konden bewonderen in plaats van het te verwen- schen en wij keken met een jaloersch oog naar hen, die met goed gevulde mandjes en valiezen feest waren komen vieren en zich nu gingen verkwikken aan hun krentebrood- jes en een heerlijk glas wijn. Allerwegen zag men groepjes in allerhande poses aldus zorgen voor den inwendigen mensch. Vele anderen zag men zich weer reppen naar een ander spreekgestoelte, hoewel het publiek bij geen enkelen spreker meer zoo talrijk was als dat, hetwelk Beets aange- hoord had. Ieder der sprekers handelde op zijn manier over de zending. De een gaf verhaaltjes uit het leven der Zuidzee-eilanders ten beste, een ander betoogde of zocht te betoogen dat geen beschaving mogelijk is dan waar eerst het kruis is gebragt, een ander wederom zocht een verslag van de Zendingsver- eenigingen te kruiden met snakerijen en grappen, die sommige vrome zielen met een bedenkelijk gezigt stonden aan te hooren en die ondenkende lui deden denken aan de kunsten van die mannen op de stellage voor "de spullen"om de menschen te bewegen "binnen te gaan". Schering en inslag van alle toespraken was Willebrord en wat onze voorouders waren geweest. Zij vloeiden over van vergelij- kingen, aan de legende van het Willebrordsputje ontleend. Men hoorde van geestelijke bronnen "door het kruis van Christus geboord"; van heilige geestesstroomen "van onde- ren opwellend"in de menschheid en dergelijke uitdrukkin- gen meer in ruimen overvloed. Ten een uur zou de optogt naar het veel besproken Wille brordsputje plaats hebben. Een soort van processie dus. Schrik niet Protestantsche lezers! Want het geleek in niets op een Roomsche processie. De meesten gingen er op eigen gelegenheid heen en hun eigenlijke doel was niet het water van de put, maar het bier of de wijn of het ijs van de Heiloo- sche kasteleins. Het leek te Heiloo wel kermis. Er waren geen stoelen of tafels voor alien te vinden. Menigeen wist zich heel aardig te behelpen in een tentwagentje en zat daar heel gezellig met een broodje en een glas in de hand. Einde- lijk kwam de echte optogt door Ds. Buitendijk en eenige leden van de hoofdcommissie voorafgegaan en een aantal politiebeambten aan het hoofd. Heel statig ging het er juist niet toe, daartoe was het te vol. Ds. Buitendijk die het woord voerde, had het hard te verantwoorden. Hij gaf zeker aan de Katholieke toehoorders veel genoegen door de legende van de Willebrordsput kortweg als historisch aan te nemen. Men stond hier dus op een door een wonder gewijden heiligen grond. De naam Heiloo-Heilig loe gaf ermede getuigenis van. De pas geroemde heiligheid van de plek verhinderde echter een zakkenroller niet om op een even onhandige als onheilige wijs zijn handwerk uit te oefenen. Onhandig want nadat hij eenige voorwerpen buit had gemaakt, werd hij "ingerekend". Na de processie werd het te Heiloo en op het feestterrein een onophoudelijk komen en gaan. Ik ging, na te Heiloo mij met de woeling der menschen vermaakt te hebben, ook nog eens naar het feestterrein kijken, naar den zoogenaamden preekstoel van Willebrord, eene kleine hoogte, waar zich een groote open ruimte in het Bosch uitstrekt, waar Ds. Maasdijk de stem van het inder- daad "oude evangelie"deed weerklinken. Ik liet mij nog eens blakeren op het kantine terrein en dacht nog eens een paar sprekers te gaan hooren. Maar de belangen van mijn stijven rug en mijne vermoeide beenen noodzaakten mij het geestelijk voedsel achter te stellen bij de ligchamelijke rust en zoo ging het mijn gezelschap al juist eveneens. Het mollig grastapijt verschafte aan sommigen een heerlijke gelegenheid voor een "tukje". Wij, die wakker bleven, hadden het oog op den Straatweg, waarop twee rijen rijtui- gen in onophoudelijke beweging waren. En altijd door klonken ons de toonen in de ooren van het private en gemeenschappelijke gezang en zag men de vaandeltjes heen en weer gaan die tot vereenigingspunt dienden van sommi ge gezelschappen. Het private gezang ging langzamerhand, wat zijn kracht betreft, eenigszins op aangelengde koffij gelijken. De feesttreinen naar het Zuiden namen een belang- rijk deel der feestgenoten mee, velen met een aardig fotogra- fietje van het putje in den zak. Niet weinigen der huis- waartskeerenden zagen er uit alsof hunne reisgenooten niet veel zouden hebben aan hun discours. Nu, men had dan ook genoeg gehoord of kunnen hooren en stof tot nadenken genoeg. De meesten, hoewel sommigen vonden dat derge lijke feestviering wat korter moest zijn, de meesten zullen wel iets van die navreugde smaken, waaraan Beets hoopte, dat het feest voor alien rijk mogt zijn." 12 <&ai

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2016 | | pagina 14