EREN, POLDERS EN MOLENS AAN STZIJDE VAN HEILOO, DEEL 2 Eric Zwijnenberg en Bart Slooten Inleiding In de jubileumuitgave van de Heylooer Cronyck (december 2014) behandelden wij de polders aan de westzijde van Heiloo. In het vorige nummer (augustus 2015) bespraken wij de Oosterzijpolder met Het Lood, alsmede de Kooimeer. In dit laatste artikel komt de geschiedenis van de overige polders aan de oostzijde van Heiloo aan bod: de Boekelermeer en de lange smalle Boekelerpolder. Afb. 1. Kaart van de polders rond Heiloo. In zwart de begrenzingen en benamingen van de vroegerepolders. In pastelkleur zijn de huidige bemalingsgebieden aange- geven, en de rode stippen geven de huidige gemalen aan. Met "vrij afwaterend" worden de hoger gelegen gronden op de strandwallen aangegeven die niet bemalen behoefden te worden. Hun pastelkleur geeft aan bij tot welk bemalingsgebied zij tegenwoordig als "hellendgebied" worden gerekend (Oosterzijpolder en Vennewaters- polder). De in de tekst genoemde oppervlaktes hebben betrekking op de hier met zwarte lijn omgeven gebieden, dus niet op de omvang van de huidige bemalings gebieden. Boekelermeer(polder) (335 ha, exclusief Boekelerpolder) Ligging: ten oosten van Heiloo, gedeeltelijk binnen de gemeente Heiloo, gedeeltelijk binnen de voormalige gemeente Akersloot, thans Castricum. Voor het ontstaan geldt hetzelfde als beschreven bij de Oosterzijpolder. De strandvlakte tussen de strandwallen van Heiloo en die waarop het gehucht Boekel ligt werd bedekt met een veenpakket waarin zich meren vormden. De Boekelermeer was daarvan de grootste. Na de droogmaking van de Achtermeer vanaf ca. 1530 werd het ene na het andere meertje in de omgeving van Alkmaar bedijkt. In 1556 meldden zich in de persoon van Pouwels van der Laen, baljuw van Kennemerland, en consorten belangstellenden om de Boekelermeer tot land te maken. Van der Laen c.s. dienden een verzoek tot verlening van een bedijkingsoctrooi bij Filips II in. In 1556 werd daartoe een consent verleend, dat echter nog niet werd benut. Pas ruim tien jaar later, in 1567, doken er nieuwe belangstellenden op. Het ging omjarigh vanTjepma, rentmees- ter van de Vroonlanden rond Alkmaar, en Jacob Reyersz. van Waerdendel, poorter van Alkmaar. Filips II verleende beide heren op de eerste juli 1567 een octrooi. Het had een looptijd van drie jaar, waarbij onder andere werd vereist dat de bedijkers de afwatering van het omringende gebied waarborgden. 13 broek Zuidermeer Maalwater Boekelermeer Vennewaters- potder r vrijaf. waterend J

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2015 | | pagina 15