Locatie van de Zuidermolen van de Oosterzijpolder.
Rechtsonder weer het Noordhollands Kanaal, bovenin van
links naar rechts de Kanaahveg. De molen bestond van
1584 tot 1711.
Alle inspanningen op het terrein van de bemaling bete-
kenden niet dat de ingelanden de polder steeds droog
hielden. De ingelanden in het zuiden van de polder
hadden namelijk de gewoonte's winters de Limmerdam
door te graven. Vervolgens stroomde dan het slibrijke
boezemwater de polder in. Het slib bezonk op de lande-
rijen en vormde een uitstekende bemesting. Andere
ingelanden leden echter juist schade door deze praktijk.
Zij stuurden in november 1597 zelfs een notaris naar het
in de Alkmaarse Oude Schuttersdoelen vergaderende
polderbestuur om het officieel tot de orde te roepen.
In de 17e eeuw is van het doorsteken van de dijken geen
sprake meer. Toch stond de polder 's winters regelmatig
blank doordat men in dit jaargetij de molens wel stil-
zette. Op deze manier bespaarde men kosten en boven-
dien was het inunderen van de polder een goed middel
om van insecten- en muizenplagen af te komen. In 1676
kwam evenwel aan deze praktijk een einde.
In de 17e en 18e eeuw kreeg het polderbestuur tweemaal
met grote calamiteiten te maken. In november 1644
sloeg het noodlot voor de eerste maal toe. De Limmer
dam brak door. Het naar binnen kolkende water sloeg
een circa 3 m diep wiel. Voor het herstel waren 66
schuiten zand en een schuit klei nodig.
De tweede ramp vond plaats in januari 1711. De
Zuidermolen ging door brand verloren. De gezamen-
lijke ingelanden besloten vervolgens eens te kijken of de
Noordermolen het niet alleen af kon. Hiertoe werden
alle sloten van het zuidelijk deel van de polder in de
richting van deze molen uitgebaggerd. Ook gelastte men
de molenaar dat hij desnoods 's nachts moest doormalen.
De proef slaagde zodat herbouw van de Zuidermolen
achterwege bleef.
Het polderbestuur kreeg vanaf 1876 te maken met
aanhoudende klachten van de ingelanden over de bema
ling. De ingelanden wensten dat de Noordermolen door
een stoomgemaal zou worden vervangen. In eerste
instantie wilde het bestuur hier niet aan vanwege de hoge
kosten. In 1880 ging het echter overstag nadat het een
ingenieursbureau een onderzoek had laten doen. De
bouw van een stoomgemaal werd vervolgens voortva-
rend ter hand genomen. Het kon in 1881 in gebruik
worden gesteld, ongeveer op de plaats van de vroegere
molen. De installatie had een cilindervormige ketel met
binnenvuurgang, werkte met lage druk, had een vermo-
gen van 35 pk (26 kW) en dreef een vijzel aan van 2,2
m diameter.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de oude machine
vervangen door een nieuwe die veel zuiniger in kolenge-
bruik was. Nog eens vijftien jaar later, in 1931, stapte de
polder ten slotte over op elektrische bemaling. In 1936
wordt vermeld dat er voor de bemaling een draaistroom-
elektromotor van 50 pk (37 kW) stond met een centri-
fugaalpomp.
De plaats van de molen en de noordelijke ringdijk van
de Boekelermeer zijn eind 20e eeuw verdwenen onder
het Alkmaarse industrieterrein Boekelermeer.
Na de Tweede Wereldoorlog traden ernstige onenighe-
den tussen de ingelanden aan het licht. Aan de ene kant
was er een groep ingelanden die regelmatig met waterge-
brek te kampen had en daarom wenste dat er water werd
ingelaten. Aan de andere kant was er een groep die geen
enkele behoefte aan extra water had. Het gevolg was dat
het bestuur in 1951 zelfs de politie moest verzoeken een
oogje op de inlaatduiker in de Limmerdam te houden.
Zodra deze namelijk werd geopend vernielden onverla-
ten het slot en draaiden de duiker weer dicht. De
scherpe kanten van het conflict lijken pas te zijn verdwe
nen nadat het bestuur in 1954 tot uitgebreide bagger-
werkzaamheden in de poldersloten had besloten.
De jaren zestig brachten nog meer veranderingen.
Poldertje Het Lood en het grootste deel van de daaraan
grenzende polder Overdie en Achtermeer werden in
1961 buiten waterschapsverband gebracht ("ontpol-
derdEen en ander vloeide voort uit de uitbreidings-
6 <zni
N744 j