De landerijen direct ten
zuiden van de Heilooer-
dijk tot aan de Korfleg-
gersloot vielen onder de
jurisdictie van Alkmaar.
Zij vormden in wezen
een apart poldertje van
45 ha, Het Lood geheten.
Dit poldertje lag echter
gemeen met de Oosterzij-
polder en kende geen
apart bestuur of aparte
bemaling.
De bedijking in 1567 van
de Boekelermeer, de
grootste waterplas binnen
het gebied tussen de
Limmerdam en Heiloo-
erdijk, werd door de
Oosterzijpolder aange-
grepen om de bemaling
verder te verbeteren.
In 1582 werd in een over-
eenkomst met de bedij-
kers van de Boekelermeer
onder andere bepaald dat
de oude watermolen van
de Boekelermeer naar de zuidpunt van de Boekelermeer
zou worden verplaatst. Daar maalde hij het water uit de
westelijke lus van de ringsloot in de oostelijke. Vandaar
kon het water door twee sluisjes, het Bloemendaler-
sluisje bezuiden, en het Boekelersluisje benoorden
Boekel, op de Schermer worden geloosd. Verder
verplichtten de ingelanden van de Oosterzijpolder zich
tot het bouwen van een tweede watermolen, tenzij zou
blijken dat de verplaatsing van de oude molen voldoen-
de was om de landerijen ook's winters droog te houden.
Na het beleg van Alkmaar in 1573 werd in 1582 met de
aangrenzende Boekelermeerpolder een overeenkomst
gesloten die bepaalde dat de wateren van de Oosterzij
polder met de westelijke lus van de ringvaart van de
Boekelermeer gemeen gemaakt zouden worden. De
Oosterzijpolder verplichtte zich verder een nieuwe
molen te plaatsen op een dam in de ringvaart aan de
noordpunt van de Boekelermeer. Bovendien zegde deze
polder toe haar oude molen te verplaatsen naar een dam
in de ringsloot aan de zuidkant van de Boekelermeer. De
twee molens zouden uitmalen op de oostelijke lus van
Locatie van de Noordermolen van de Oosterzijpolder op een moderne luchtfoto van Google
Earth. De molen ligt precies op de plaats van de huidige Huisvuilcentrale Alkmaar (daar
waar zich nu een koelinstallatie bevindt). Onder het rode molensymbooltje zien we de
witte rookpluim van de schoorstenen. De molen bestond van ca. 1530 tot 1880.
de ringvaart vanwaaruit het water door de twee al
genoemde sluisjes op de Schermer kon worden geloosd.
De uitvoering van deze overeenkomst was natuurlijk
nog wel afhankelijk van een eventuele herbedijking van
de Boekelermeer, want die was tijdens het beleg van
Alkmaar weer tot een moeras verworden. De ingelanden
besloten hiertoe in januari 1584. Daarop nam in mei
1585 de Oosterzijpolder een watermolen van de Boeke
lermeer over voor /1200,-. Deze molen stond aan de
noordzijde van de Boekelermeer. Deze molen werd
bekend als de Noordermolen. Hij had een vlucht van
25,14 m. en was aanvankelijk uitgerust met een schep-
rad, maar in 1863 wordt gesproken over een vijzel met
een diameter van 2,1 m.
De oude watermolen van de Boekelermeer werd naar de
zuidpunt van de Boekelermeer verplaatst en werd de
Zuidermolen genoemd. Daar maalde hij het water uit
de westelijke lus van de ringsloot in de oostelijke.
Vandaar kon het water dus door de twee sluisjes op de
Schermer worden geloosd.
5