Egmondermeer vond dat er te veel water binnen-
kwam. De door het Maalwater te betalen vergoe-
ding werd in 1859 op 250,- vastgesteld. De
Egmondermeer voerde dit bedrag in 1881 op tot
350,-. Nog eens vijf jaar later werd het op
f 450,- gebracht toen het bestuur van de Egmon
dermeer het scheprad van de Geestmolen door
een vijzel verving. Daarna vond geleidelijk aan een
verlaging van de bijdrage van het Maalwater plaats
tot in 1901 het niveau van het contract van 1859
weer was bereikt.
Rond 1900 valt bij ingelanden en bestuur een toene-
mende ontevredenheid over de bemaling door de
Egmondermeer te bespeuren. Het Maalwater lag
om te beginnen iets lager dan de Egmondermeer.
Verder moest de duiker worden gesloten wanneer
de Geestmolen stopte met malen. Dan zat men in
het Maalwater vanwege de nauwe duiker en de
Aft). 10: A/oormaliggemaal Maalwater
ondiep geworden tochtsloot vaak nog met een te
hoge waterstand. Dit alles bracht het bestuur er in
1903 toe een onderzoek in te stellen naar een eigen
bemaling. Tot uitvoering van deze plannen kwam
het evenwel toen nog niet.
De plannen voor een eigen gemaal kwamen in de
loop van 1920 in een stroomversnelling. Aanlei-
ding hiervoor was de verhoging van de aan de
Egmondermeer verschuldigde vergoeding met
maar liefst 200,- per jaar. Dit was de druppel die
de emmer deed overlopen. Het bestuur besloot in
oktober 1920 tot de bouw van een gemaaltje of
plaatsing van een Amerikaanse windmotor. Om
daarvoor de nodige fondsen te kunnen lenen was
het nodig dat de polder werd opgenomen in de
provinciaal gereglementeerde waterschappen.
Gedeputeerde Staten voelden in eerste instantie
niet veel voor de plannen van het Maalwater. Zij
stelden voor de bemalingsovereenkomst met de
Egmondermeer zodanig te wijzigen dat de exploi-
tatiekosten van de Geestmolen, naar gelang de
grootte van de door die molen bemalen landerijen,
over beide polders zouden worden verdeeld. Het
bestuur van de Egmondermeerpolder gaf onder-
wijl molenaar Schuffelen opdracht wat meer te
malen. De tegenstellingen bleken echter onover-
brugbaar en het provinciaal bestuur stelde daarop
in juli 1922 een reglement voor het Maalwater
vast. Het nieuwe polderbestuur zette haast achter
de bouw van een eigen bemalingsinstallatie aange-
zien de overeenkomst met de Egmondermeer per
1 januari 1923 afliep. Het ging op 18 november
1922 in zee met K. Jongejans, stoommolenmake-
rij en timmerfabriek te Westzaan. Jongejans
verplichtte zich een door een 8 a 10 pk (6 a 7,5
kW) sterke elektromotor aangedreven eikenhou-
ten centrifugaalpomp te leveren voor de prijs van
f 3850,-. In dit bedrag waren alle bijkomende
werken als de aanleg van aan- en afvoerpijpen, het
zetten van een gebouwtje en dergelijke inbegre-
pen. De pomp van Jongejans bleek een jammer-
yvg 59