andere een bezoek gebracht aan het stoomgemaal van de Heerhugowaard en een gasmotorgemaal bij Noord-Scharwoude. In 1906 werden de bevin- dingen aan de ingelanden medegedeeld. Zij beslo ten tot de bouw van een gemaal, uitgerust met een door een gasmotor aangedreven centrifugaal- pomp. Op 12 juni 1907 werd de eerste steen gelegd voor het gebouw, met daarin een "me fen fjnde een stoom gas motor met sertien vergaal pomp". Met "sertien vergaal pomp" wordt "centrifugaalpomp" bedoeld. De bouw van het gemaal betekende het einde van de molen. Deze werd verkocht en de molenaar kreeg ontslag. De gasmotor werd negen jaar later al afgedankt vanwege de in de Eerste Wereldoor- log sterk gestegen kolenprijzen. In juni 1916 besloot men op elektrische aandrijving van de pomp over te stappen. De benodigde stroom werd via een hoogspanningsleiding naar het nog bestaande karakteristieke stenen transformator- gebouw geleid. In de loop van de jaren dertig kreeg de polder tot tweemaal toe met zware tegenslag te maken. In november 1933 brak de polderkade door. De dijken bleken op meer plaatsen in slechte staat te zijn en er moesten hoge kosten worden gemaakt om ze weer in orde te krijgen. Zes jaar later ging de woning van de machinist in vlammen op. Er werd besloten tot nieuwbouw. In de jaren veertig en vijftig speelden twee belang- rijke kwesries. Op de eerste plaats was er het verschil in polderlasten tussen gras- en geesdand. De oorspronkelijk arme, zanderige geestgronden betaalden vanouds slechts de helft van de omslag voor grasland. "Half molengeld' heette dat. In 1863 was deze toestand in het reglement officieel vastgelegd. In 1922 gingen er al stemmen op om het verschil af te schaffen. Na de oorlog werd de bevoorrechte positie van de geesdanden algemeen als onbillijk ervaren omdat "juist de geestgronden door het intensiveren en in cultuur brengen door bloemisten en tuinders hooge eischen steldaan de ajwatering". De gelijk- stelling van gras- en geesdand bleek een zaak van lange adem. Er was een reglementswijziging nodig die in 1962 plaatsvond, mede omdat het geesdand bijna geheel bebouwd was met huizen. De kwestie van het gelijkstellen van geest- en grasland in de omslag speelde trouwens ook in diverse andere polders in de strook langs de duinen. Op de twee- de plaats kreeg het bestuur te maken met bemoei- enissen van het provinciaal bestuur met de polder- kaden en boezemwateren. Bij een opmeting door Provinciale Waterstaat in het najaar van 1950 bleken de meeste kaden in de streek tussen Alkmaar en Egmond-Binnen veel te laag te zijn. Gedeputeerde Staten droegen vervolgens Provin ciale Waterstaat op om met de betrokken polders om de tafel te gaan zitten. Het Hoogheemraad- schap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemer- land en West-Friesland was als beheerder van de Schermerboezem ook bij de kwestie betrokken en begon met het opstellen van een plan tot verbete- ring van de kaden en vaarten. De ingelanden van de Baafjcspolder vreesden dat de kosten van een en ander wel eens uit de hand zouden kunnen lopen. Zij besloten in 1951 dat de polder niet met het plan mee zou doen, maar het bestuur bleef wel deelnemen aan de besprekin- gen. Het zag in dat de polder de dijkverzwaring nooit in eigen beheer kon uitvoeren. Verder deel- de een afgevaardigde van Gedeputeerde Staten eind oktober onomwonden aan vertegenwoordi- gers van de betrokken polderbesturen mede gaan de polders niet mee ^ullen op sphere dag een brief ontvangen waarin s^al staan maak je kade in orde en doe je het niet ipillen wij het doen op kosten van de polder... In november 1953 kwamen de ingelanden tenslot- te op hun besluit terug. De kosten waren inmiddels duidelijk en kwamen voor de Baafjespolder neer op ongeveer f 5.000,-. Daarna werden de kaden door het Hoogheem- 55

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2014 | | pagina 57