Afb. 13B: "Zuiderloo" in de AZroege Middeleeuwen zaken van de familie. Elk boerenerf had minstens een waterput. Van de gebouwen is geen hout bewaard gebleven, maar bij de tot onder het grondwaterpeil inge- graven waterputten was dit wel het geval. Voor de bouw van een waterput is vaak sloophout gebruikt, waardoor uitspraken over houtgebruik en timmermanstechnieken mogelijk zijn. Eik, es en beuk zijn veel gebruikte houtsoorten. De bomen waren op het moment van kap niet ouder dan honderd jaar. In de buurt van de nederzet- ting zal dan ook een relatief jong bos hebben gestaan, dat na de bewoningsdip in de laat-Ro- meinse tijd weer de kans kreeg op te groeien. Hieruit haalden de boeren hun bouw- en brand- hout. De timmermanstechnieken waren eenvou- dig, maar efficient. Zagen kwamen niet aan bod, al het hout werd met een bijl gekliefd tot planken en balken. De waterputten hadden meestal een vierkante bekisting, gemaakt door gekliefde balken en planken op elkaar te stapelen. Ook zijn bekistingen gebouwd door aangepunte planken verticaal in de grond te slaan. Sommige water putten bleken langer gebruikt en opnieuw uitge- graven toen de put dreigde dicht te slibben. Zo is er een waterput met een vierkante bekisting waarin tijdens een tweede herstelfase in de 9e eeuw een uitgeholde boomstam werd geplaatst. Om de boomstamdelen weer aan elkaar te verbinden is een 'las' van plankjes en deuvels tegen de holle stam aangetimmerd. De provincie Noord-Holland heeft deze bijzondere waterput laten conserveren. Binnenkort zal deze vondst uit Heiloo een belangrijk onderdeel zijn van de vaste expositie in het 'Huis van Hilde', het nieu- we depot met archeologisch centrum in Castri- cum. Een bijzondere vondst die nog vermeld moet 44 &~Z. - ■WSSjjS hhH

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2014 | | pagina 46