van begravingen uit deze periode elders in het
land. Over de greppel werd een heuvel opgewor-
pen. Rondom de heuvel met een diameter van 8
meter heeft men een dubbele palenkrans
geplaatst. Van de begraving zelf resteerden enkel
de wit verbrande crematieresten die de archeo-
logen los in het zand tegenkwamen. Doordat de
crematieresten los verspreid lagen, was het aantal
mensen dat hier begraven lag, niet meer te
achterhalen. De plek kende een lange gebruiks-
duur. Zeshonderd jaar later, in de Late-Bronstijd
(circa 900 voor Chr.) werd de oude heuvel
vernieuwd. Op de resten van de oude heuvel
werd een nieuwe heuvel opgeworpen en deze
heuvel werd door een enkele palenkrans in de
vorm van een sleutelgat omzoomd (Reconstructie
bij ingang vanaf Hoogemg). Van geen van de palen-
kransen is het hout bewaard gebleven, alleen de
donkere, humeuze paalgaten waren nog in het
lichte duinzand te herkennen. De doorsnede
van de jongere palenkrans bedroeg 5 meter (zie
afbeelding 6).
De overledenen zijn gecremeerd op brandstapels
die mogelijk verderop hebben gelegen. Daar-
naast zijn er ook aanwijzingen voor lijkbegravin-
gen. Zo is binnen de jongste palenkrans een
lijksilhouet herkend van iemand die met opge-
trokken knieen op de zij lag begraven met het
hoofd in oostelijke richting. Aan de voet van de
grafheuvel werd een stenen hamerbijl met houten
steel van lijsterbes gevonden.
De steen van de bijl, een verkiezeld vuursteen-
achtig gesteente, is afkomstig uit het stroomge-
bied van Maas en Rijn. Oorspronkelijk was de
hamerkop langer, maar hij bleek ooit op het spits
toelopende puntje te zijn afgebroken en bijgesle-
pen. Waarschijnlijk werd de hamerbijl als offer
begraven in ongeveer dezelfde periode als de
jongste heuvel, namelijk in de overgangsperiode
van Late-Bronstijd naar Vroege-IJzertijd
(omstreeks 800 voor Chr.). Het grafmonument
zal nog lange tijd zichtbaar zijn geweest en voor
de mensen als baken in het landschap hebben
gediend.
Ajb. 7: Hamerbijl
Zandverstuivingen in de Midden-IJzertijd
(500 - 200 voor Christus)
Rond 500 voor Christus nemen de zandverstui
vingen toe en bedekken de akkers met een dikke
laag stuifzand. Het verbouwen van graan op
deze plek werd min of meer onmogelijk. Aan
weerszijden van de strandwal zijn tal van veewe-
gen uit deze periode gevonden. Soms zijn de
hoefafdrukken van runderen, soms ook kleinere
Ajb. 8: Sporen van runderpad
38