Afb. 2. Hyacintus Hermanni (collectie Stedelijk
Museum Alkmaar)
Dirk Hermansz zijn geweest, die in het Dominicanerk-
looster van Gent de naam Hyacintus Hermanni had
aangenomen. Hij stichtte in Alkmaar een schuilkerk die
honderden gelovigen trok. In 1631 kreeg hij het verzoek
ook in Heiloo de zielzorg op zich te nemen.
De Heiloose herkomst van het schilderij, het samenval-
len van de datering met het jaar van aanstelling van
Hermanni en de sterk Dominicaanse component in de
iconografie1 geven voldoende aanleiding te veronderstel-
len dat hij de opdrachtgever was. Maar wie was de
schilder?
Uit de school van Nicolaes van der Heck
Het jaar waarin het stuk gedateerd is (1631) was tevens
het jaar van de stichting van het Alkmaarse schildersgilde.
Een van de oprichters en eerste voorlieden was Nicolaes
van der Heck, historie- en landschapsschilder. In het
Stedelijk Museum Alkmaar worden drie gerechtigheids-
stukken bewaard die hij voor het Alkmaarse stadhuis
schilderde. De figuurstijl, de karikaturale koppen en ook
de manier waarop 'buiten' en 'binnen' in deze werken in
elkaar overlopen doen sterk denken aan het Heiloose
altaarstuk. Maar de uitwerking van de figuren en de
architectuur is daar iets minder scherp en precies dan bij
Van der Heck. Kennelijk hebben we te maken met een
schilder uit diens onmiddellijke kring. Het schilderij is
ingedeeld in drie scenes en dit is uniek. Dit komt waar-
schijnlijk voort uit de omstandigheid dat de opdrachtge
ver zoveel verschillende wensen had dat de schilder die
niet in een beeld kon vangen. De materiele waarde van
het werk schat professor Van Eck echter niet hoog in.
Het is van een niet geweldig getalenteerde kunstenaar,
maar voor de geschiedenis van de regio Alkmaar is het
van onschatbare cultuurhistorische waarde.
Afb. 3. Scene boven
De bovenhelft van het schilderij, bekroond met een
boogvorm, toont Maria als de apocalyptische vrouw.
Met het kind op haar rechterarm staat zij op een maan-
sikkel terwijl zij de slang vertrapt (de nieuwe Eva die de
slang, de slimste der dieren, symbool van 'de duivel',
overwint). Achter Maria houden, in eeri hemelse gloed,
cherubijnen een grote rozenkrans omhoog. De Heilige
Maagd overhandigt een rozenkrans aan Catharina van
Siena, geknield links van haar, een christelijke mystica
uit de I4e eeuw. Catharina draagt een crucifix die tot
lelietakken ontspruit hetgeen, net als de doornenkroon
op haar hoofd, wijst op haar liefde tot het mystieke
lijden.
Aan haar rechterzijde knielt de Heilige Dominicus,
evenals Catharina gekleed in het zwartwitte gewaad van
de Dominicanerorde. Dominicus strekt zijn linkerhand
uit naar het Jezuskind, dat hem een bloem aanbiedt.
Dominicus heeft een hond naast zich met in zijn bek een
brandende fakkel die zijn gloed over een globe werpt,
symbool voor het licht van het evangelie dat door de
Dominicanen over de wereld wordt verspreid (de hond
is een zinspeling op de naam van de Dominicanen:
"domini canes" honden van de Heer)De lelies op de
grond voor hem symboliseren onschuld en reinheid.
De benedenhelft van het schilderij is opgevat als een
open galerij met gedrukte bogen met daarboven een
architraaf waarop over de gehele breedte de datering
ANNO 1631 te lezen valt. Daaronder is plaats voor twee
verhalende scenes die beide een wonder tonen dat
verricht werd door een heilige.
Iconografie is een kunsthistoriscbe term voor het beschrijven van een kunstwerk mede met het oog op de diepere betekenis van het afgebeelde.
4 &3i