De redactie van De Vrije Alkmaarder reageert in een naschrifit: "In afwachting van een wederwoord van de heer Van Houweningen menen we ten aanzien van de laatste zinsneden te moeten opmerken, dat de burgemeester het courantengeschrijf wellicht had kunnen voorkomen indien hij ons, toen we hem bezochten, de informatie had verstrekt die eventueel een ander licht op de zaak had kunnen werpen. De moeilijkheden bij het toewijzen en vorde- ren van woningen zijn geen geringe; we erkennen dat gaarne. Maar ze worden onoverkomelijk wanneer een ambtenaar aan wie de uitvoering van de wet is opgedragen, ook maar de schijn wekt, dat hij zichzelf bevoordeelt. Afb. 4. Wethouder Rus Van Houweningen geeft niet op Daarna volgt er in de krant van 17 december 1947 een reactie van de heer Van Houweningen. "N.a.v. het ingezonden stuk van wethouder Rus verzoek ik U het volgende te willen opnemen, een en ander ter weerleg- ging van verschillende door hem genoemde feiten". De Specht is door de gemeente herhaaldelijk gevorderd zegt de heer Rus. Inderdaad! Ondergetekende kwam voor de bevrijding uit een Duits concentratiekamp terug en moest toen op Last van de mojfen de Specht ontruimen. Later gedurende de bezetting werd het huis nogmaals gevorderd. Direct na de oorlog keerden wij er echter terug. Tijdens de oorlog werd aan de tuin inderdaad niets gedaan. Het in orde laten brengen door een tuinman ging boven onze draagkracht, mijn vrouw Liet echter wekelijks de paden bijharken en het gras werd gere- geld gemaaid door iemand die het gebruikte ten behoeven van zijn vee. De heer Rus verzwijgt verder dat aan Freule Van Foreest werd aangeboden het huis te verbouwen, maar dat ze daarvan afzagop voorwaarde dat de tuin zou worden opgeknapt. Dit zou zijn geschied door een werkman op een dag. Ik ben in dit opzicht enigszins deskundig, deze man moet het werk hebben verzet van zeker vijftien volslagen werklieden. Ik prijs de gemeente gelukkig met zulk een krachtpatser. Overigens ontzag onze wethouder zich niet zelfs op zondag bij mijn vrouw aan te komen met smoesjes als "ik moet Uw huis zien'of "ik kom de huur halen". En toen mijn vrouw zich verzette was het "ik heb er recht op". Een en andergeschiedde op zo'n onhebbelijke toon dat mijn vrouw weigerde, tenzij het anders werdgevraagd. Wat toen ook inderdaad geschiedde. Herhaaldelijk drong hij erop aan dat mijn vrouw een kleiner huisje aan de Nic. Beetsweg zou betrekken. Tegen de toenmalige bewoners zei hij echter "Zeg niet wie de buren zijn, want dan denkt ze er niet aan". Dat wij ons niet direct hebben gewend tot de minister vond zijn oorzaak in het feit dat wij dit niet nodig oordeelden. Immers de burgemeester had beloofd de billijke eisen van mijn vrouw te zullen inwilligen. Op listige wijze heeft hij zich daaraan onttrokken door middel van een vorderingals gevolg waarvan mijn vrouw door de sterke arm uit haar woning dreigde te worden gezet. Later heette het toen: "Dan had Uw vrouw de Specht niet moeten verlaten voor die veranderingen waren aangebracht". De heer Rus zegt dat de burgemeester van goede wil is. Mijn antwoord is; de burgemeester is niet van goede wil. Hem werden twee riante woningen aangeboden, die geen slacht- ojfers zouden hebben gevraagd. Een ervan werd zelfs gedu rende ettelijke maanden door de gemeente leeg gehouden, terwijlzich verschillende gegadigden meldden. Lot dusverre werd de daardoor financieel gedupeerde eigenaar geen cent huurderving uitbetaald. Is dat "van goede wil?" Inmiddels hokken wij ten gerieve van de burgemeester in een woning welke gezien het zich branden van mijn zoontje en het niet mogen traplopen van mijn moeder, als onvoldoende mag worden aangemerkt. Hoewel de burgemeester had beloofd zich persoonlijk op de hoogte te komen stellen van de toestand in mijn tegenwoor- dige woning, zond hij alleen de heer Torken, die een voor een architect onwaardig rapport opstelde omdat hij zich van )&e 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2014 | | pagina 13