diverse gemeentes in Noord Holland al was ingevoerd.
Deze diepspitregeling hield in dat men men in de land-
en tuinbouw dieper dan een halve meter, soms meer,
ging spitten of ploegen om grondverbetering te verkrijgen.
Voor deze manier van het bewerken van het land werd
een financiele tegemoetkoming verleend. In maart 1938
hadden de tuinders in Heiloo hiervan nog steeds niets
vernomen en zij verkeerden wel in kommervolle
omstandigheden. De steun die zij van het Burgerlijk
Armbestuur ontvingen was bij lange na niet voldoende
om in hun behoeften te voorzien. De ontevredenheid
onder de tuinders nam toe en er werd besloten om met
voorbijgaan van hun organisatie, de LTB, een brief aan
de minister te sturen, omdat men het vermoeden had
dat B en W de zaak op de lange baan wilden schuiven.
De R.-K.-raadsleden Sengers en Schuit, die respectieve-
lijk voorzitter van de LTB en admin istrateur van de
Cooperatieve Veilingvereniging Sint Willibrordus
waren, stelden in de gemeenteraad vragen over die regeling
die aangevraagd zou zijn, maar waarvan niets werd
vernomen. Het antwoord van B en W werd met span
ning tegemoet gezien, maar viel behoorlijk tegen. De
burgemeester verklaarde dat de regeling gelijk na de
afkondiging was vastgesteld en ter goedkeuring aan de
inspecteur voor werkverschaffing in Noord-Holland en
naar Den Haag was verstuurd, maar dat er tot op heden
nog geen antwoord in de vorm van goedkeuring was
ontvangen. Men had een en ander dus al enige maanden
op zijn beloop gelaten. Volgens de SDAP-fractie in de
gemeenteraad betekende dat, dat waar in vele gemeentes
deze diepspitregeling al lange tijd was ingevoerd, de
tuinders van Heiloo voor het treurige feit stonden, dat
zelfs als er nog goedkeuring werd verkregen, het inmid-
dels te laat zou zijn geworden om op de tuinderijen nog
tot diepspitten over te gaan.
Ongeveer een kwart van alle arbeiders is in die jaren lan-
ger dan een jaar werkloos geweest en tienduizenden
zaten van het begin van de crisis in 1929 tot het begin
van de Tweede Wereldoorlog zonder werk.
Het duurde nog tot 1939 toen de socialisten gingen
deelnemen aan de regering dat er ruimte ontstond voor
de economische gezichtspunten van Vos en Tinbergen
uit 1935.
Colijn had vlak daarvoor de verplichting ingesteld om
aangeboden werk in Duitsland te aanvaarden. Dit werd
echter massaal geweigerd. De socialistische minister van
sociale zaken Van den Tempel schortte in 1939 die
verplichting echter op. Tevens werd de Rijksdienst voor
werkverruiming opgericht.
Het Provinciaal Waterleidingbedrijf in Noord Holland
deed ook aan werkverschaffing. In 1940 besloot het een
duincomplex van 200 ha., gelegen onder Egmond
Binnen en Castricum, in cultuur te brengen. Men wilde
het geschikt maken voor roggeteelt. Dit zou zowel in het
belang zijn van de werkverschaffing als van de voedsel-
voorziening. Aan dit project hebben 400 arbeiders
gewerkt, onder wie veel uit Heiloo.
Maar de Tweede Wereldoorlog stond op uitbreken en
daarna werd de tewerkstelling een verplichte
"Arbeitseinsatz" waaraan in de meeste gevallen niet viel
te ontkomen.
Na de oorlog was de werkloosheid ook weer zeer groot
en daarom werd de werkverschaffing weer ingesteld
onder de naam Dienst Uitvoering Werken (de DUW)
en zo zijn we eigenlijk weer terug bij het begin.
So<9 13