EN ZAAK MET EEN LUCHTJE IN 1931
Jan de Gruijter
Voor 1930 had Heiloo een eenvoudig rioleringssysteem
dat voornamelijk was gericht op de verwerking van het
hemelwater via greppels, slootjes en beken. Dat systeem
werkte slecht.
Zo beklaagden de bewoners van het zuideinde van de
Heerenweg zich in maart 1931 bij Gedeputeerde Staten
over de slechte waterafvoer in hun gebied. Het gemeen
tebestuur kreeg toen de opdracht hierin verbetering aan
te brengen, maar het geval leek hopeloos. Het water
bleef stijgen en alles raakte verstopt. Vooral ook omdat
men bij de verhoging in de Stationsweg eenvoudigweg
de putten had dichtgemetseld. De hele zaak diende te
worden opgegraven.
Ook aan de Raadhuisweg waren er problemen. In juli
1931 diende de Heilooër de heer Schroeder een verzoek
in bij de gemeenteraad om ook daar de waterafvoer te
verbeteren. De voorzitter van de ontwateringcommissie,
de heer Barnhoorn, reageerde pas in maart 1932. Hij gaf
aan het te betreuren dat de riolering daar nog steeds niet
was aangelegd. Burgemeester jhr. N. van Foreest en zijn
wethouders betreurden dat eveneens en waren van mening
dat de toestand zoals achter het perceel van de slagerij van
Arie Keuris aan de Raadhuisweg niet gehandhaafd kon
worden. Al in 1931 was besloten de zaak ter hand te
nemen. De bewoners werden opgeroepen honderd gulden
(fl. 100,-) bij te dragen in de kosten om een beginkapi
taal te creëren. Maar de bijdragen werden steeds maar
niet gestort. Men was namelijk van mening dat de
gemeente op andere locaties ook geen bijdrage van
belanghebbenden eiste. De riolering zou allang in orde
zijn geweest als de belanghebbenden hadden betaald. De
heer Barnhoorn constateerde dat ze nu weliswaar niet
zo'n last hadden van het hoge water als eerder, maar ze
hadden wel overlast van de afvoer van de koelinrichting
van de heer Keuris. Het was er een rottende smeerboel
en het was in het belang van de volksgezondheid dat er
aan die toestand een einde kwam. Als de belanghebbenden
financieel over de brug zouden komen kon er met het
werk worden begonnen.
Voordien was de afvoer van fecaliën via een riolerings
systeem nog niet nadrukkelijk aan de orde geweest.
Iedereen maakte van oudsher gebruik van beerputten.
Maar daar kwam langzamerhand verandering in.
Zo kregen burgemeester en wethouders in november
1931 een verzoek van het Witte Kruis om over te gaan
tot het aanleggen van riolering. Maar het college vond
een riolering niet urgent en stelde voor het verzoek
voor kennisgeving aan te nemen. Raadslid Arie Greeuw
nodigde het college uit om een onderzoek in te stellen
naar de mogelijkheid en de kosten van aansluiting van
een riolering van Heiloo op de door Alkmaar gelegde
riolering bij de Vier Staten.
Men had echter nog steeds voornamelijk belangstelling
voor de afvoer van het water. In het oude riool konden
geen fecaliën afvloeien. Voor de fecaliën werden ter ver
vanging van de beerputten geleidelijk aan septictanks in
gebruik genomen. Hierin vond bij een goede werking
een biologisch omzettingproces plaats onder invloed
van bacteriën. Het water dat overbleef kon dan in de
bestaande stapelputten worden opgenomen en worden
afgevoerd via de waterafvoer.
Raadslid Kostelijk vestigde er de aandacht op, dat de
gezondheidscommissie een andere ontwatering wilde
Afb. 1: Slootje links als open riool aan de noordzijde van
de Stationsweg
Sos> 17