op de bel-etage, een pronkkamer in de Lodewijk XIV- stijl. Mogelijk was de kamer bedoeld als representatieve slaapkamer voor het nieuwe echtpaar, geheel naar Frans voorbeeld, met hemelbed en weelderige draperieën. Het houtwerk was geheel blauw, met verguldwerk op de ornamenten en ook de stoffen, het tapijt en het stucplafond waren blauw. Deze interieurkleur was in die tijd in de mode geraakt door de ontdekking in 1704 van het zogenaamde Berlijns of Pruisisch blauw, een kleur met een speciaal pigment dat heel kostbaar was. Aan de noordwand werd een symmetrische wandbe- timmering aangebracht in de Lodewijk XIV-stijl: een breed middenveld, geflankeerd door smalle zijvelden. In het middenveld bevindt zich een schoorsteenmantel met er boven een spiegel en een schildering. In de smalle zijvelden zijn kastdeuren met erboven eveneens een schildering. De ronde spiegel midden boven is vast en heeft een houten rand van laurierbladen en laurierbes sen. Zo'n spiegel in een betimmering boven de schouw kwam begin 18e eeuw vaker voor. Dat had alles te maken met Daniel Marot, ontwerper van de Hollandse Lodewijk XIV-stijl. Hij heeft vele interieurprenten voor schoorsteenmantels gemaakt, alle met ronde en ovale spiegels. Zijn ontwerpen waren invloedrijkin die tijd; niet alleen o.a. in de Trèves-zaal in Den Haag, maar ook in paleis Het Loo zijn zij te bewonderen. Maria was dus van het bestaan van deze prenten op de hoogte. Op de vlakke delen aan weerszijden van de spiegel was ruimte gemaakt voor consoles voor het uitstallen van kristal en porselein. De pronkzucht van de familie Van Egmond van de Nijenburg was groot. Van oorsprong een bastaard familie en opgeklommen tot de hoogste regionen van het Hollandse adeldom had zij een grote behoefte haar nieuw verworven status en de daarbij behorende rijkdommen te etaleren. De muurschilderingen: grisailles De drie schilderstukken boven de schouwpartij en de kastdeuren zijn 'grisailles', ook wel grauwtjes genoemd. De schilder gebruikte hierin alleen grijstinten en wekte hiermee de suggestie een beeldhouwwerk te scheppen. Men zou het dus als een vorm van trompe-l'oeil (ge zichtsbedrog) kunnen beschouwen. Deze schildertech niek kwam al voor in de klassieke oudheid, maar werd vooral van de 15e tot de 18e eeuw toegepast als imita tie van sculptuur en ornament bij de versiering van een woning. Een specialist in die tijd was Jacob de Wit. Ondanks de louter grijstinten worden 'grauwtjes' ook wel 'witjes' genoemd, naar hem vernoemd. In Amsterdam zijn er veel bewaard gebleven. De witjes op Nijenburg zijn geschilderd door Jan Hoogzaat, ook niet de eerste de beste. Jan Hoogzaat Jan Hoogzaat (ook 'Hoogsaat', 1654-1738) was een zeer gerenommeerd schilder, een van de beste leerlingen van Gerard de Lairesse. De grisailles in de blauwe kamer zijn door hem gesigneerd met vermelding van het jaartal 1730. Hij was gespecialiseerd in de vervaardiging van allegorische schilderstukken. Zo was hij betrokken bij de vervaardiging van een grote allegorische plafondschil dering in het Amsterdamse stadhuis (thans Paleis op de Dam). Werk op klein formaat van zijn hand zijn de allegorische grisailles in het voorhuis van een beroemd Amsterdams poppenhuis (een van de pronkstukken in het Rijksmuseum in Amsterdam). In de allegorische taferelen van de blauwe kamer van Nijenburg worden bepaalde (karakter)eigenschappen op symbolische wijze als personen weergegeven. Zijn er verschillende taferelen, dan bevindt zich het belangrijkste in het midden. Zo ook in de blauwe kamer. Toen Maria de schilder Hoogzaat de opdracht voor de schildering op Nijenburg gaf was hij al bejaard. Kennelijk was hij er trots op dat hij op hoge leeftijd Afb 3: Notitie van Hoogzaat op de achterkant van de schildering 12 eai

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2012 | | pagina 14