ef christendom. Alle broeders moesten beloven de opslui ting ten eeuwigen dage te zullen onderhouden, op straffe van verbeurdverklaring van alle gunsten en van kerker- dwang in geval van hardnekkig verzet. De prior vreesde dat dit op den duur niet zou bevallen en hij kreeg gelijk. Al gauw zonden de kloosterlingen aan het algemeen kapittel een verzoek om ten aanzien van de opsluiting enige toegevendheid te betrachten. Toegestaan werd een zachtere manier van opsluiting voor te schrijven. Inlijving van klooster De Blinken bij Haarlem In 1562 werd de St. Bavo aan de Grote Markt in Haarlem tot kathedraal verheven. Al in een vroeg stadium vernam de prior van Heiloo dat er plannen waren een kapittel in Haarlem te stichten. Hij protesteerde. Het was immers nog maar kortgeleden dat het klooster in Heiloo in Koninklijke bescherming was genomen. Toch werd het kathedraalkapittel samengesteld, en wel uit o.a. de reguliere kanunniken van Heiloo. Zo werd het klooster De Blinken onderworpen aan de politiek van de landsheer. Het einde van het klooster in Heiloo hing in de lucht. De koorheren dienden zich als leden van het kathedraal kapittel in Haarlem te vestigen. Dat ging niet zonder slag of stoot. Enkele broeders die het klooster niet wilden verlaten werden door beambten van de Koninklijk Majesteit gevangen gezet. De reden waarom juist de bewoners van het klooster in Heiloo als kanunniken naar Haarlem werden geroepen lijkt dat dit huis behoorde tot de rijkste instellingen van het graafschap Holland. De Heiloose kanunniken bleven zich verzet ten, maar moesten zich uiteindelijk neerleggen bij de pauselijke en koninklijke decreten. De goederen en inkomsten werden aan het nieuw gevormde kapittel van Haarlem toegekend. De laatste prior van het klooster De Blinken en nog vier kanunniken kregen het bevel voor 15 april 1570 naar Haarlem komen. Enkelen zijn naar de abdij van Egmond overgegaan. Dit was niet voor lang, want in juni 1573 werd deze abdij verwoest. Afbraak van het klooster Het klooster De Blinken werd in 1571 op bevel van paus Pius IV afgebroken met uitzondering van de hoofdpoort. Deze ging in 1573 alsnog verloren, tegelijk met het huis Craanenbroek en de abdijhofstede Varne- broek. Waarschijnlijk zijn deze panden vernietigd om het de Spanjaarden, die Alkmaar bedreigden, moeilijk te maken onderdak te vinden. Om dezelfde reden werden ook de kerken van Heiloo en Bergen, alsmede de abdij van Egmond, verwoest. Niet alleen 20 jaar later zijn overblijfselen van het klooster aangetroffen, maar zelfs in het begin van de vorige eeuw zijn bij het afzanden van een akker langs de Kalkoven weg nog resten van het klooster gevonden. Onenigheid over de nagelaten bezittingen Sebastiaan Craenhals, schout van Haarlem en baljuw van Bergen (vanaf 1566), kreeg de kloosterlanden in Heiloo ter beschikking, deels in erfpacht en deels in huur. Bij het nakomen van zijn verplichtingen bleef de heer Craenhals echter zodanig in gebreke dat er een geschil ontstond. Een gezelschap van invloedrijke heren besliste dat het kapittel van Haarlem zich weer eigenaar kon noemen van het verhuurde land, alsmede van de grond en het land waar eertijds het klooster op stond met al het getimmerte dat er nog op mocht staan als ook de daarop drukkende lasten. Het profijt van de verdwenen bomen of materialen zou aan Craenhals blijven. Hij zou het kapittel 900,-- betalen, 100,-- terstond en het overige in jaarlijkse termijnen van f200,—. De volgende dag voldeed hij nog 24,— voor de wijn die gedronken was bij de gehouden besprekingen, waarvan hij de helft in korting zou mogen brengen op zijn laatste termijn. Sedertdien heeft hij nog 75,— betaald en daar zal het wel bij gebleven zijn aangezien hij in 1577 in Bergen werd vermoord. Het kapittel van Haarlem deed herhaalde pogingen om nu ook van de goederen in het bezit te worden gesteld. Al te lang had het de inkomsten daarvan moeten missen. De Prins van Oranje in eigen persoon besliste in 1577 uiteindelijk tot teruggave van alle goederen. Het genot hiervan duurde niet lang. De regering van Haarlem vroeg om een vergoeding van de door het beleg van de stad geleden schade als gevolg van gemaakte onkosten. Op advies van de Prins stonden de Staten van Holland Haarlem in 1581 het vrije eigendom toe van alle goederen der conventen die daar in die tijd gestaan hadden "ende daerboven de goederen van de canonie- ken, eertijds van de monnicken tot Amstelredam en Heyloo geweest zijnde Deze toewijzing was in over eenstemming met het besluit van de Staten van Holland waarbij de geestelijke goederen aan de steden en de kloosters werden afgestaan. Toch zou er nog lange tijd verschil van mening over de nagelaten bezittingen bestaan. Het juiste verloop hier van is door het gemis aan bescheiden onvoldoende bekend. Er zouden o.a. goederen verduisterd zijn. Bovendien beklaagde Haarlem zich bij de Staten van Holland over de houding van Amsterdam en Alkmaar. Aan vriendelijke verzoeken om in het bezit van de toege

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2012 | | pagina 8