GATHA VAN FOREEST IN HOORN Th era Coppens De 'Blauwe kamer' was destijds de pronkkamer van Maria van Egmond van de Nijenburg, tot haar over lijden in 1742 eigenaresse van het huis Nijenburg. Daarin hangt nu een aantal portretten met op het eerste gezicht protserig afgebeelde historische personages in prachtige goudopgelegde lijsten. Geportretteerd zijn haar neven Nanning en Dirk van Foreest en hun echtgenotes. De zoon van Dirk, Cornelis, verkreeg uiteindelijk Nijenburg als erfenis en werd in Heiloo en omgeving onder andere daardoor bekend. Over de dochter van Nanning, die evenals haar neef Cornelis schatrijk was, is een interessant verhaal bekend (red.). Rijkdom door de VOC Telkens als ik historische atlassen bekijk vraag ik me af: hoe is het toch mogelijk dat ons minuscule landje zich aan het begin van de zeventiende eeuw binnen enkele decennia wist op te blazen tot een grootmacht? Na de moord op Willem van Oranje was het nog een met schul den belast gewest dat een schijnbaar kansloze oorlog voerde tegen de koning van Spanje. Honderd jaar later varen handelsschepen onder de vlag van de zelfstandige en geduchte republiek der Verenigde Nederlanden over de wereldzeeën, het ruim gevuld met rijke koopwaar. En kijk dan eens naar de burgerij! Men woont in paleis achtige stadspanden en 's zomers verpoost men zich in luxe buitenplaatsen. Waar komt het kapitaal vandaan? Het antwoord is eenvoudig te geven: van de VOC ofwel de Verenigde Oost-Indische Compagnie die in 1602, 410 jaar geleden, werd opgericht. De bewindhebbers-colleges der VOC zetelden op geborduurde kussens in hun kamers (kantoren) te Amsterdam, Zeeland, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Spoedig bracht de VOC zoveel geld in het laatje dat het beleggen een rage werd. Het typisch Hollandse koopmanskarakter is hier gevormd en geslepen: veel verdienen, durven investeren en met beleid uitgeven. En - met een blik op toekomstige generaties - bijeenhouden wat door de voorvaderen werd vergaard. Zo plukte generatie na generatie van een familie de vruchten van de koopmanstalenten van de voorouders. De rijke familie Van Foreest Een van die families is de puissant rijke familie van Foreest in Hoorn. In 1733 wordt aldaar een meisje geboren: Agatha van Foreest. Haar vader, jonkheer Nanning van Foreest, is bewind hebber van de Verenigde Oost-Indische Compagnie kamers te Hoorn, Raad ter Admiraliteit in West- Friesland en het Noorderkwartier, heer van Petten en Nolmerban. Het leuke van geschiedenis vind ik, dat je niet hoeft te wachten hoe het verder gaat. Je bladert gewoon een paar bladzijden verder in de historie en komt in 1752. Dan is Agatha een mooie bruid van 19 jaar die haar ja-woord geeft aan haar neef Joan van Foreest, schepen en vroedschap van Hoorn. Ze trouwt uit gehoorzaamheid aan de familie, die er wel voor zorgt, dat er geen stuiver van het kapitaal buiten de kleine kring van voorname regentenfamilies rolt. Agatha baart bijna elk jaar een kind. In 1753 komt Ma ria ter wereld, in 1754 Jacoba, in 1757 Nanning, in 1758 Dirkje, in 1762 Joan, in 1763 Catherina. Als Agatha in 1766 minstens voor de zevende maal zwanger is (mis kramen vallen niet te achterhalen) overlijdt haar nog jonge echtgenoot. Agatha hult zich in rouwkleding. De geboorte van de kleine Jacob in 1767 is een treurige gebeurtenis. Ze heeft weliswaar een vermogen aan scheepsaandelen en aan land - en vastgoedbezit van de Van Foreesten geërfd, maar wat heb je aan zo'n fortuin als je als 33-jarige weduwe achterblijft? Weduwe Agatha Ik blader weer een paar bladzijden verder in de geschie denis en kom in 1774. Dan wordt het echt spannend rond Agatha. Ik kan het allemaal van nabij volgen, want de gebeurtenissen zijn levendig opgetekend door een van onze grootste auteurs van de achttiende eeuw: Betje Wolff. Ze is getrouwd met een oudere dominee in de Beemster. Op de bovenkamer van de pastorie schrijft ze originele en vaak humoristische brieven en romans. Betje kent Agatha van Foreest uit het nabije Hoorn goed. Aan een Vlissingse vriend bericht ze over de we- y=<9 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2012 | | pagina 17