vernietigen van de heidense rituele plaatsen en objecten.26 Zo kon worden getoond dat er een machtiger God was dan de goden die door de Friezen werden aanbeden. Aangenomen mag worden dat dit met het nodige hand gemeen gepaard ging. De missionaris Bonifatius heeft er in 754 de nadelige gevolgen van ondervonden. Hoe dan ook, de beschrijvingen van Willibrords missie werk in Fries gebied geven aan dat hij zijn kersteningsar- beid met een zeker succes heeft uitgevoerd. Willibrord wist zich op slimme wijze te verbinden met de lokale edelen en voorname families. Waren die eenmaal om, dan volgde de bevolking snel. Zodoende kon hij zich op zeventigjarige leeftijd met een gerust hart terugtrekken in het klooster te Echternach, waar hij in 739 als geëerd man stierf. 7. Was Willibrord werkelijk in Heiloo? Ten slotte weer terug naar Heiloo. Nicolaas Beets dichtte in 1878 over het ontstaan van het Willibrordusputje 27 Toen Willibrord de Kruisleer bracht Van d' overkant der zee, Was 't hier één zand in 't heidensch land, Eén droge, dorre stee. Daar staat hij, leunende op zijn staf, En ziet vergeefs in 't rond Daar knielt hij neer, en bidt zijn Heer, Daar opent zich de grond. Daar vloeit een zilverklare bron, Die allen nood verdrijft, Afb. 9: Willibrordusput in 1835 Voor de 19e-eeuwse romantici, tot welke groep schrijvers Beets, Hasebroek en Hofdijk behoren, waren heldhaftige en wonderbaarlijke figuren en gebeurtenissen belang rijker dan de historische feiten, althans binnen hun literaire werk. Hun getuigenis over Willibrords aanwezigheid in Heiloo legt dan ook onvoldoende gewicht in de schaal. Samenvattend gesteld: er zijn geen onweerlegbare bewijzen dat Willibrord zijn kersteningswerk in Heiloo heeft uitgevoerd. Willen we de waarschijnlijkheid van zijn verblijf aantonen, dan moet dat op basis van 'circumstantial evidence' worden vastgesteld. Als Willibrord, via Velsen, ooit Heiloo heeft bezocht, dan kan dat niet vóór ca. 720 zijn geweest. Het 'Frisia Ulterior', het noordelijke gedeelte van het rijk der Friezen, was daarvoor te gevaarlijk om te bereizen voor een door de Frankische machthebbers gezonden prediker. Pas na de dood van Radboud in 719 was dat mogelijk. Omdat Willibrord zich in 727/728 terugtrok in zijn klooster te Echternach, kan hij tussen 719 en 728 in Heiloo geweest zijn. Niet eerder dan ca. 720 zou dan zijn put zijn ontstaan en zou hij een eenvoudig houten bedehuis, een kerkje, hebben laten bouwen. Het wonder van het ontstaan van de bron door velen beschreven, ook door Beets, lijkt moeilijk te rijmen met de werkelijkheid. In Heiloo was voor de komst van Willibrord vrijwel zeker een bron aanwezig, wellicht waren er meer bronnen, waarvan de daar wonende bevolking gebruik maakte. Misschien wel een voor de Germaanse bewoners heilige bron, reden waarom Willibrord zich daarop richtte. Niet eerder dan in 1350 was het Johannes Beke (Beka) die de naam van Willibrord aan de waterput in 'Heyligelo' koppelde.28 Frappant is dat de levensbeschrijving van St. Adelbert, die rond 720 missiearbied verrichtte in Egmond, geen gewag maakt van Willibrords aanwezigheid in Heiloo. 29 Halbertsma heeft met zijn opgravingen aangetoond dat onder de put die uit de 16e eeuw stamt een oudere put heeft gezeten, bestaande uit gestapelde zoden, die terug gaat tot de Karolingische tijd (ca. 750 - 900).30 Vergelijkbaar is wat over de stichting van een kerkje door Willibrord kan worden geschreven. Uit 1063 stamt de oudste vermelding van het kerkje te Heiloo, in een opsomming van het kerkenbezit van Willibrords klooster te Echternach. De betrouwbaarheid van dit document werd en wordt betwist. Het heeft echter wel geleid tot het toeschrijven van Willibrords naam aan het kerkje.31 Waar -eigentijdse- geschriften niet voldoende uitsluitsel geven over de loop der geschiedenis, kan de archeologie, 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2010 | | pagina 12