jong opgroeiende bos waar wij als kinderen dan graag de
lekkere bramen afplukten. In de loop van de naoorlogse
jaren werden de mangaten meer en meer overgroeid
door de braamstruiken. Al bramen plukkende moest je
er dan goed voor uitkijken anders viel je in zo'n mangat,
waar ook nog al eens padden en bruine kikkers in zaten
die er niet meer uit konden komen. Eenmaal heeft me
dit een half emmertje lekkere bramen gekost en de no
dige schrammen op de koop toe.
Verplicht vervoer en fietsenrazzia's
Enkele malen moesten de plaatselijke boeren zich met
paard en wagen bij het station of elders melden voor
verplicht vervoer van granaten of ander onprettig spul.
Maar al te vaak was dan het paard ziek of de kar was
stuk, beweerde men.
De Duitsers hadden aan het eind van de oorlog een
transportprobleem. Dan pik je toch de fietsen van de
mensen. Als er weer een fietsenrazzia was brachten de
mensen soms hun fiets bij ons op de boerderij. Ze
kwamen achter een graszodenhoop in het land, op de
hooizolder of onder het hooi boven op de hooiberg.
Mijn vader gebruikte tenslotte alleen een oude
damesfiets, dat was toch niets voor een gewapende
soldaat.
Palen in het land
Het weiland achter onze boerderij was vol geplaatst met
palen vergelijkbaar met de oude palen van het elektrici
teitsnet. Deze palen stonden in beide richtingen ca. 15 m
hart op hart en waren ca. 5 m hoog. De toppen waren
verbonden met ijzerdraad. Het doel was te voorkomen
dat er zweefvliegtuigen met luchtlandingstroepen
zouden landen. Het is een heel werk geweest om na de
oorlog deze palen weer op te ruimen.
De brandhoutkap in het Heilooërbos
Aan het eind van de oorlog was er gebrek aan alles dus
ook aan brandstof voor de kachel. Mensen uit Alkmaar
en Heiloo hebben met zaag en bijl alle bomen met
bruikbare afmetingen van het Heilooërbos, het Overbos
en het Cranenbroekerbos in de kacheltjes opgestookt.
Wij konden na de oorlog vanaf het erf van de boerderij
de Grote Kerk in Alkmaar en de koepel van de
St.Willibrordusstichting in Heiloo zien.
Allemaal lichtjes
Op een dag was ik met mijn vader in het land. Er werd
geschoten, waar vandaan en waarop weet ik niet. We
lagen samen in een greppel. Dat was spannend, want
toen ik omhoog keek riep ik tegen mijn vader dat ik
Afb. 9. Noodkacheltje gebruikt tijdens de Tweede Wereld
oorlog
allemaal lichtjes zag (lichtspoormunitie).
Mijn vader duwde me meteen weer met mijn neus in
het gras, want het was levensgevaarlijk.
Een Duitse soldaat met kroos achter zijn oren
Soms kwamen er groepen Duitse soldaten al zingende
het erf opmarcheren voor oefening. Er waren er kennelijk
bij die nog nooit een boerensloot vol met kroos hadden
gezien. Een soldaat probeerde over dat groene tapijt te
lopen en de rest laat zich raden.
Er zit een mof op de WC
Op de boerderij hadden wij een "huisje buitenshuis op
de gierkelder". Toiletpapier hadden we niet of het
bestond toen nog niet, maar we gebruikten in ieder
geval oude kranten. Kranten in de oorlog bestonden
toen ook nauwelijks, maar wat we wel regelmatig in het
land vonden waren soms hele pakken krantjes die door
de Engelse vliegtuigen afgeworpen werden met in het
Engels of Frans gestelde tekst die over de overwinningen
van de geallieerde legers gingen en de vele nederlagen
van Hitler-Duitsland. Deze propagandalectuur kreeg
meestal een laatste nuttig tweede leven in 'het huisje'.
Op een dag zag mijn moeder een Duitse soldaat
kennelijk met hoge nood het huisje ingaan. Geschrokken
waarschuwde ze mijn vader, maar wat kon hij er nog aan
doen? De soldaat heeft een aanzienlijke tijd in het huisje
gezeten. We hebben er verder niets meer van gehoord.
Na de oorlog
Direct na de oorlog zijn er enige tijd Nederlandse
soldaten in het kamp gelegerd geweest tot 19 juni 1945.
Mijn vader had een goed contact met deze mensen,
want hij ontving bij hun vertrek een bedankbriefje van
14 eAf