de Spanjaardslaan en in de richting van de Werkendelslaan
is onder het stuifzand een veenpakket aangetroffen.
Tijdens een opgraving aan de Kerkelaan waar het huis
van de toenmalige burgemeester Schoof is gebouwd, is
begin de jaren negentig door de archeologische werk
groep eveneens een veenachtige laag aangetroffen op
circa twee meter diepte 14. Verder op de strandwal,
bijvoorbeeld ter hoogte van het stationsplein, ontbreekt
dit veenpakket. Het is wel nog waargenomen in een
rioolsleuf ter hoogte van de Butterlaan/Breedelaan. De
bovenkant van het veen is gedateerd in de midden
bronstijd, tussen 1200-1500 v.Chr. 15.
In het plangebied Zuiderloo zijn ook nu nog historisch-
geografische landschapselementen aanwezig 16. Voor
beelden zijn de aardwallen aan de noordkant van het
volkstuincomplex Olijfkrocht en langs de Spanjaardslaan.
Deze wallen zijn eeuwenoud en gaan terug op een
historische percelering. Waarschijnlijk vormen gestoken
plaggen de basis van de wallen. Vandaar dat de wallen
ook wel plaggenwallen worden genoemd. De wallen zijn
in de loop van de tijd tot manshoogte gegroeid door het
ophogen met tuinafval, etc. Oorspronkelijk hebben de
wallen akkers en later tuinen omsloten. Vaak zijn aan
weerskanten greppels waargenomen, zoals ook bij de
Spanjaardslaan. Helaas hebben de meeste aardwallen de
toenemende verstedelijking van het landelijke gebied
niet overleefd. De aardwallen, net zo als ook de hout
singels en houtwallen in het Zuiderloo, zijn karakteris
tiek voor het cultuurlandschap van de geestgronden 17
Zie voor de landschappelijke ontwikkelingen van het
Oer-IJ-gebied afbeelding 4a en 4b, pagina 26 en 27.
Een bolle akker uit de bronstijd aan de Kenne-
merstraatweg
In het plangebied Zuiderloo valt één bekende vind
plaats: het sikkeldepot aan de Krommelaan. De
precieze locatie van de vindplaats is helaas niet gedocu
menteerd. Waarschijnlijk is de vindplaats ongeveer
halverwege de Krommelaan te plaatsen, circa 80 m
vanaf de inrit vanaf de Kennemerstraatweg. Verder zijn
er wat losse vondsten bekend, zoals aardewerkscherven
van handgevormde potten. Het overgrote deel van deze
vondsten is gedateerd rond het begin van de jaartelling
en latere eeuwen. In februari 2008 zijn waarnemingen
gedaan op een particulier bouwterrein ter hoogte van de
hoek Kennemerstraatweg/Vennewatersweg. Onder het
maaiveld, op circa 0,40 m diepte, werd eerst het restant
van een mogelijk middeleeuwse akkerlaag vastgesteld.
Daaronder bevond zich een schoon pakket stuifzand met
een dikte van circa 0,20 m. Onder het stuifzand bleek
een vettige, middengrijze akkerlaag bewaard te zijn.
Tijdens het schaven van het archeologische vlak
kwamen zelfs sporen van een eergetouw aan het licht.
Een eergetouw is een eenvoudige ploeg die de zode
losmaakt, maar niet keert. Het akkertje met een waar
genomen omvang van tenminste 20x20 m, liep aan de
zuidkant van het terrein omhoog. Uit de gelaagdheid
van de bodem kan worden afgeleid dat de akker op een
natuurlijke zandverhoging heeft gelegen. Enkele kleine
aardewerkvondsten met steengruismagering 18 plaatsen
het gebruik van de locatie als akker in de bronstijd. De
noordelijke begrenzing van het akkerperceel kon
worden vastgesteld. In hoeverre de akker in zuidelijke
richting nog doorloopt, is niet bekend. In elk geval is de
akker aan de oostkant, ter hoogte van het paardenwei-
land van de familie Mors, niet meer vastgesteld 19.
Zie voor het profiel van de akker afbeelding 5, pagina 27.
Het moeras komt dichterbij
Een opvallend verschijnsel kon worden waargenomen
aan de noordkant van de akker. Waarschijnlijk door
vernatting van de omgeving begon het veenmoeras aan de
noordwestkant de akker als het ware omhoog te kruipen.
Aanvankelijk bleek het riet nog te zijn meegeploegd,
gezien de restanten in de akkerlaag. Tenslotte werd de
akker echter opgegeven en nam de groei van het riet
gestaag toe. Hoeveel tijd tussen het uit gebruik raken van
de grond als akkerareaal en een nieuwe landindeling ligt,
is moeilijk te achterhalen. Vast staat dat men op een
gegeven moment dwars over de akker een greppel heeft
gegraven. De greppel bleek strak begrensd en is tijdens de
werkzaamheden aan de Kennemerstraatweg tot aan de
begrenzing van het perceel waargenomen. Toen al
vermoedden de onderzoekers dat de greppel doorloopt in
westelijke richting. Met deze greppel bleek al meteen wat
aan de hand te zijn. In het profiel kon geen gelaagdheid
worden vastgesteld. De greppelvulling bestond uit
schoon, wit zand. Er kwamen geen vondsten uit de greppel
aan het licht, ook geen houtskool of andere archeologi
sche resten. Het is aannemelijk dat de greppel is gegraven
in de donkere, humeuze akkergrond en vervolgens in een
keer met schoon zand is dicht gestoven. De ouderdom
van de greppel is nog niet bepaald. Dat de greppel jonger
zou moeten zijn dan de akker is duidelijk op grond van de
ligging en stratigrafie 20. Het ontbreken van vondstmate
riaal betekende echter dat de ouderdom niet nader kon
23