zijn, volgt een verkennend onderzoek, meestal een boor-
onderzoek Als er archeologische waarden verwacht
worden, kan het onderzoek zich richten op het opsporen
van archeologische waarden (karteren) en indien die
waarden worden aangetroffen, volgt er een waardering
van deze aangetroffen resten. Vragen over de fysieke
waarde, beleving, zeldzaamheid, de mate van conserve
ring en de mogelijkheden voor een langdurig behoud
staan centraal. Net zoals de vraag naar de inhoudelijke
kwaliteit van een vindplaats, waarmee de informatie-
waarde wordt aangeduid.
Bewaren in de grond of opgraven?
In een optimale situatie worden archeologische waarden
niet opgegraven, maar blijven ze in de grond bewaard. In
onze regio zijn twee vindplaatsen als provinciaal monu
ment vastgesteld. Het gaat om de restanten van kasteel
Kronenburg in Castricum en om de abdij inclusief de
Adelbertusakker in Egmond Binnen. Beheersmaatregelen,
zoals het instandhouden van een specifiek grondwater
peil, gecontroleerd grondgebruik in het kader van land
bouwactiviteiten, maken het behoud in situ vaak moge
lijk. Een uitgangspunt voor het behoud in situ is de
kennis over de kwalitatieve (de mate van conservering,
diepteligging), kwantitatieve (de omvang van de vind
plaats) en inhoudelijke (informatiewaarde, representati
viteit) eigenschappen van een vindplaats. Hiervoor is
meestal een waarderend onderzoek noodzakelijk. Want
als men iets wil beschermen, zou men eerst moeten
weten wat men wil beschermen.
Helaas kunnen archeologen nog steeds niet door de
grond heen kijken - meer geavanceerd onderzoek maakt
dit in de toekomst misschien mogelijk - zodat een
verkennend onderzoek altijd de eerste stap zal zijn voor
dat de resten gewaardeerd kunnen worden.
Waarom graven we niet gewoon alles op? Natuurlijk
willen archeologen graag de kennislacunes in de bewo-
ningsgeschiedenis met nieuwe onderzoeksgegevens
opvullen. Sinds het Verdrag van Valletta is het uitgangs
punt echter zoveel mogelijk archeologie in de grond te
bewaren, zodat toekomstige generaties nog een stuk
'onaangetast' verleden kunnen koesteren én omdat er in
de toekomst naar alle waarschijnlijkheid onderzoeks
methoden zijn ontwikkeld die minder desastreus voor
het ondergrondse erfgoed zijn. Dan kan met nieuwe
inzichten, nieuwe methoden en technieken beter onder
zoek verricht worden. Daarnaast kost archeologisch
onderzoek heel veel geld. Als archeologische waarden
niet bedreigd worden, dan is er geen verstoorder en dus
ook geen geld beschikbaar voor onderzoek. Archeolo
gisch onderzoek in de vorm van een opgraving betekent
het vernietigen van een vindplaats ter plekke. Archeolo
gische sporen, zoals paalgaten, kuilen en greppels,
kunnen op dit moment alleen worden onderzocht door
het verticale en horizontale vlak te documenteren. Hier
bij vinden graafwerkzaamheden plaats die de informatie
bron onherroepelijk vernietigen. Men vergelijkt het
bodemarchief ook wel eens met een boek dat je maar één
keer kunt lezen. Vandaar dat het doel is zo zorgvuldig
mogelijk met de archeologische waarden in de onder
grond om te gaan.
Hoe zit het nou met de archeologie in Heiloo?
Heiloo is voor een groot deel gelegen op een strandwal.
Dit is een ondergrond die voor de conservering van
archeologische sporen weinig geschikt is. Organische
materialen zijn meestal in het deel dat boven de gemid
delde grondwaterspiegel volledig vergaan. Of dit nou
leer, botten, plantaardige materialen zijn, zoals zaden en
hout, de conserveringsomstandigheden op de strandwal
boven de grondwaterspiegel zijn verre van goed. Alleen
in de dieper gegraven sporen die tot onder de grondwa
terspiegel zijn ingegraven, zoals waterputten en afvalkuilen,
kunnen deze kwetsbare materialen bewaard zijn gebleven.
Onder het grondwaterniveau, in een zuurstofarme
omgeving blijft; ook hout goed bewaard. Vandaar dat we
uit een laatmiddeleeuwse waterput, zoals onlangs
opgegraven onder de boerderij 'De Stolp' aan de
Westerweg, een compleet houten juk uit de 13e eeuw
hebben kunnen bergen 5. Van andere structuren, zoals
van de palenkrans die in 2003 in het plangebied
Aft>. 1 Schema van archeologische monumentenzorgcyclus
(AMZ)
20