alleen die poort open te houden.
Dit leidde tot allerlei ontevreden kasteleins met wie de
bisschoppelijke commissie heel wat te stellen had.
Naast de koster werd Piet Zeeman aangesteld als
parkwachter, die zijn gezag vooral moest ontlenen aan
een mooie veelkleurige pet.
De aantallen bedevaartgangers in georganiseerd verband
liepen vanaf 1910 geleidelijk aan op. Met een dip in de
oorlogsjaren '40-'45 groeide het aantal in de richting
van de topjaren halverwege de jaren vijftig om daarna af
te nemen tot een stabiel niveau.
Als opvolger van Klaas Ruiter werd in 1935 Cor Borst
als koster aangesteld die tot 1975 die functie vervulde.
Tot zijn taken behoorde behalve het kosterwerk ook het
onderhoud van het park.
De BC verrichtte allerlei werkzaamheden en transacties,
maar miste eigen rechtspersoonlijkheid. Daarom nam,
bijvoorbeeld bij aankopen van grond, de Willibrordus-
parochie in Heiloo steeds de noodzakelijke juridische
verantwoordelijkheid. Op 27 maart 1930 werd een
stichting opgericht met de naam: "Onze Lieve Vrouw
ter Nood Stichting" met o.a. als doelstelling het aankopen
en beheren van kerkelijke goederen. De eerder door de
BC verworven grond werd aan deze stichting over
gedragen.
In begin van de jaren '30 van de twintigste eeuw werd
een deel van het grondgebied afgesplitst en verkocht aan
de Congregatie van de Zuster van de H. Juliana van
Falconieri (de Juliaantjes) met de bedoeling daar een
klooster te bouwen. In 2005 verlieten de Juliaantjes het
klooster en werd dit klooster eigendom van het R.K.
Bisdom van Haarlem.
De samenstelling van de BC maakte dat geschiedenis en
kunst door de commissie belangrijk gevonden werden bij
de inrichting van kerken en terrein. In beginjaren 1930
werd contact gezocht met de Haarlemse kunstenaar Han
Bijvoet. In een veeljarige opdracht (1934-1955) schilder
de hij alle wanden van de Kleine Kapel, behalve de
achterwand. Voor die wand was wel een ontwerp van Bij
voet maar hij heeft dat zelf niet meer kunnen uitvoeren.
In 1947 was de Sociëteit van de Paters Montfortanen
bereid de liturgisch-pastorale zorg van Kapel op zich te
nemen. Er ontstaat een rectoraat Onze Lieve Vrouw ter
Nood. De eerste rector was pater Toebosch. De Paters
Montfortanen kregen van het bisdom echter niet alle
bevoegdheden die normaal bij de functies binnen een
parochie horen. De bewoners van Kapel bleven voor
lopig voor doop, trouw en begraven aangewezen op de
parochiepastoors en dat gold ook voor de eerste en
plechtige communie. Langzaam verkreeg het rectoraat
ook de mogelijkheden om er de plechtigheden bij doop,
trouwen en begrafenissen te houden. Het rectoraat
groeide toe naar de topjaren rond 1950.
Daarna sloeg de bedevaartsplaats zich, evenals de gehele
Katholieke Kerk in Nederland, door de moeilijke jaren
zestig en zeventig van de vorige eeuw heen.
Het tijdperk van de Montfortanen eindigde in 1986.
Kapel draaide verder op vrijwilligers met als stimu
lerende kracht zuster Humilia, die als gastvrouw de
rectorswoning betrok.
Jubileumjaar honderd jaar heropleving
In 2005 werd honderd jaar heropleving van de devotie
gevierd. Dit ging gepaard met diverse feestelijke evene
menten. Ook werd in dat kader een historische studie
uitgevoerd door mw. Ottie Thiers, hetgeen leidde tot de
uitgave van "t Putje van Heiloo'. In dat jaar werd ook de
schildering van de achterwand van de Kleine Kapel
uitgevoerd door de Amsterdamse kunstenares mw. Mieke
Schobbe. Tevens werden een tentoonstelling georgani
seerd en een onderzoek uitgevoerd naar de toekomst
mogelijkheden voor het bedevaartsoord.
De meest recente ontwikkelingen betreffen het samen
voegen onder één bestuur van het rectoraat en de Stich
ting Onze Lieve Vrouw ter Nood onder de nieuwe naam
"Diocesaan Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood".
De Bisschoppelijke Commissie heeft honderd jaar
geleden nog gedacht aan het bouwen van een indruk
wekkende basiliek op het terrein. Dat is nooit door
gegaan. Toch zou de BC met tevredenheid neerkijken
op de situatie van nu.
Nu het ook nog mogelijk is geworden het gebruik van
het voormalig Julianaklooster bij het bedevaartsoord te
betrekken, zal dit moeten leiden tot nieuwe bloeiperioden,
passend in de tijd waarin we leven. Op een plaats die
gedurende zoveel eeuwen zoveel heeft getrotseerd zal dit
ongetwijfeld mogelijk zijn.
Met dank aan Ottie Thiers voor het lezen van
het artikel en haar commentaar
Sa® 17
ft