schoenmakerij, wasserij, kleermakerij, bibliotheek, mor
tuarium, werkplaatsen, sportzaal, kerkhof en zelfs twee
voetbalvelden voor de eigen voetbalvereniging Stabilitas
(opgericht op 14 november 1937).
In dit artikel wordt vooral ingegaan op de geschiedenis
van de gebouwen en hun bewoners en niet op de the
rapieën, opleidingen, het leven van de broeders en de
bestuurlijke perikelen van de Stichting.
Het vroege begin
Een aantal toevalligheden heeft een rol gespeeld bij de
totstandkoming en vestiging van deze psychiatrische in
richting. Haar geschiedenis begint in België.
In 1825 werd ene Stefanus Glorieux (1802-1872) als ka
pelaan aangesteld bij de St. Hermesparochie in het arme
textielstadje Ronse in België. In een oude verbouwde
kerk bracht hij een liefdadigheidsgesticht tot stand. Om
te voorkomen dat de hulpverlening te vrijblijvend van
karakter zou blijven raadde de bisschip van Gent hem
aan een congregatie te stichten. Op 25 november 1830
werd Glorieux benoemd tot stichter en directeur van de
Congregatie van Broeders van Goede Werken. De broe
ders van deze congregatie werden al snel overal gevraagd
de verzorging op zich te nemen in weeshuizen, armen
huizen, gevangenissen en voor het geven van onderwijs.
In 1888 schonk de eigenares van het kasteel Oostakker
bij Gent de broeders een deel van haar landgoed om een
nieuw moederhuis te bouwen. De broeders verhuisden
daarheen en veranderden hun naam in Broeders van
Onze Lieve Vrouw van Lourdes.
De Broeders van Goede werken kregen ook uit Neder
land verzoeken om hulp. In 1853 kwam zo de vraag
broeders naar 's-Hertogenbosch te sturen, naar het Bos
sche krankzinnigengesticht Reiner van Arkel.
Een van de eerste gediplomeerde krankzinnigenverple
gers van deze congregatie was Broeder Junianus Traag1
(1882—1949). Hij ontplooide zich als een voorvech
ter van een eigen krankzinnigengesticht voor de con
gregatie en werd later de eerste broeder-overste van de
St. Willibrordusstichting.
De motieven om in Nederland een inrichting voor gees
teszieken te bouwen waren niet alleen van religieuze en
financiële aard. Ook prestige ten opzichte van andere
kloosterorden speelde een rol.
Hoewel de voorkeur oorspronkelijk uitging naar de pro
vincie Utrecht, dit vanwege onder andere de centrale
IJpenstein, door P. van Looy 1908, naar C. Pronk 1725
iAS) 5