Maar het gebruik van kerststallen, vooral in Zuid-Euro pa, komt echt in de mode bij de elite in de zeventiende en achttiende eeuw en bij de burgerij in de negentiende eeuw. In onze tijd, rond de millenniumwisseling, is de popu lariteit van de kerststal zeer toegenomen. Toename van religieus besef, meer behoefte aan opsmuk bij vieringen van feestdagen of meer mogelijkheden door de toegeno men welvaart? Wellicht een beetje van alles. In binnen- en buitenland kwamen groots uitgebeelde kerststallen in het nieuws. Bekend zijn de kerststallen in Weert en 's-Hertogenbosch. Eveneens is er in onze omgeving veel te bekijken. Bij de Abdij van Egmond is tot en met 5 januari 2009 een gratis te bezoeken exposi tie te zien van kerststallen uit binnen- en buitenland. Een zwaar stuk steen Op het eerste gezicht kwam uit de verhuisdoos een onaanzienlijk, loodzwaar stuk roodachtige steen tevoor schijn. Als de steenklomp nader wordt bekeken herkennen we diverse elementen die we ook op kerst voorstellingen tegenkomen. De kerststal uitgehakt in rode zandsteen verbeeldt een ruïne- of grotachtig bouw sel. Het lijkt op een combinatie van een grot en een bouwval. Bovenaan en aan de zijkanten zijn de bouwelementen in de vorm van balken duidelijk zichtbaar. In het midden zien we een rechthoekige verhoging. De centrale ligging doet vermoeden dat hier de kribbe wordt uitgebeeld waarin het pasgeboren godskind dient te liggen. Rechts, achter de balk, zien we een tweede stenen verhoging, hier wordt vermoedelijk de drinkbak of voederbak van de os en de ezel uitgebeeld. Ook zien we dat de maker enkele speelse toevoegingen heeft aangebracht. Als we de kerststal nader bekijken dan ontdekken we name lijk aan de bovenzijde een opening. Aan de rechterzijde blijkt een tweede opening aangebracht te zijn. Er is wei nig fantasie voor nodig om te bedenken dat als er achter de openingen een lichtbron wordt geplaatst, het schijn sel in de kerststal valt. Via de middelste opening valt het De zandstenen kerststal Scvs> 17 ;v;

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2008 | | pagina 19