medestudenten die vrienden werden. Deze vriendschap pen zijn van fundamentele betekenis geweest voor zijn leven en werk. «is (Afb. 3: J.P Hasebroek) De vrienden bleken gelijkgestemden. Die gelijkstem- migheid betrof vooral de belangstelling voor de litera tuur. De Leidse studenten richtten in 1833 de 'Rede rijkerskamer voor Uiterlijke Welsprekendheid' op. De leden van de 'kamer' werden sterk beïnvloed door de nieuwe opvattingen in de literatuur uit het buitenland, vooral in Engeland en Frankrijk. Dit wordt wel aange duid als de tweede periode van de Nederlandse roman tiek. Naast de Leidse groep romantici ontstond een Amster damse groep. Bekende schrijvers die zich binnen deze groep bevonden waren: E.J. Potgieter, J.P Heye, A. Drost en R.C. Bakhuizen van den Brink. Van belang is dat binnen deze Amsterdamse groep het - nu nog bestaande gezaghebbende tijdschrift 'De Gids' werd opgericht (1837). De vrienden die Elasebroek maakte binnen de rederij kerskamer in Leiden werden vrienden voor het leven. Zij vierden vele jaren lang dan ook jaarlijks trouw hun vriendschap. ("Amicitiae nostrae nulla finis"). Die vrien den waren vooral: Nicolaas Beets (1814 -1903), student theologie, later predikant en hoogleraar kerkgeschiede nis in Utrecht, Cornelis van Foreest (1817-1875) en Johannes Kneppelhout (1814-1885). De vriendschap pen hebben ook tot huwelijken geleid, zodat familie banden zijn ontstaan. Zo huwde Nicolaas Beets achter eenvolgens met twee zusters van Cornelis van Foreest. De familiebanden zullen hun bijdrage hebben geleverd aan de vriendenbijeenkomsten die de 'De Kring' vooral vormden. Hasebroek de dichter In 1836 sloot J.P Hasebroek een belangrijke periode in zijn leven af: "Het was een onvergetelijk tijdperk in mijn leven, waarvan de herinnering mij steeds levendig blijft." Hij neemt met het verschijnen van de bundel van de tot dan geschreven, verzamelde gedichten afscheid van zijn leven als dichter en als student. Hij werd beroe pen en benoemd als predikant in Heiloo en noemt dat: "het grootste keerpunt van mijn weg en lot op aarde. Terugkijkend op zijn "dichterlijke jeugd" en waarschijn lijk op enig aandringen van literaire vrienden wilde hij de wending in zijn leven van een markering voorzien: "ik (had) de behoefte de dichterlijke uitspruitsels van mijn lente bijeen te zamelen, en tot een eenvoudigen krans zamen te winden. Ik deed het en mijne Poëzy zag het licht. Het is nu moeilijk te beoordelen welke literaire beteke nis de poëzie van Hasebroek heeft gehad. (Afb. 4: Binnenvoorblad 'Poëzy', 2e, veel vermeerder de druk, 1852. Met gravure van het kasteel Duurstede.) 6 oïY HEYLOOER CRONYCK ,yl

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 2007 | | pagina 8